ECLI:NL:RBDHA:2025:1458
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf en gezinshereniging
Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en gezinshereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvragen van eiser 1, eiser 2 en de overige eisers. Eiser 1 had de aanvragen op 5 april 2024 ingediend, en de minister had uiterlijk op 4 oktober 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser 1 de minister op 11 oktober 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en is het beroep op 8 november 2024 ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvragen bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan eisers € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50, evenals de vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.