ECLI:NL:RBDHA:2025:14561
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning en procesbelang na naturalisatie
In deze zaak heeft eiseres op 1 november 2023 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 december 2023 afgewezen, omdat er volgens hem sprake zou zijn van een verblijfsgat in de periode van 13 september 2020 tot 24 september 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 8 maart 2024 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens op 22 maart 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, met beroepsgronden ingediend op 18 april 2024. De minister heeft op 30 april 2025 een verweerschrift ingediend, waarin hij stelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft, gezien haar vergevorderde naturalisatieprocedure. Eiseres heeft haar procesbelang op 8 mei 2025 toegelicht en aanvullende informatie verstrekt op 15 mei 2025. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de naturalisatieprocedure, die op 7 juni 2025 is afgerond. Eiseres heeft haar standpunt over het procesbelang verder toegelicht in een brief van 25 juni 2025. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het feitelijke belang aan de beantwoording van de vraag of er sprake was van een onjuist vastgesteld verblijfsgat ontvalt, omdat eiseres inmiddels is genaturaliseerd. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het belang bij rectificatie van het bestreden besluit van principiële aard is en geen procesbelang oplevert. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.