ECLI:NL:RBDHA:2025:144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676358 / FT RK 24/1050 en FT RK 24/1051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling tussen een natuurlijke persoon en zijn schuldeiser

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, SC Immorente. De heer [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 32.239,91, waarvan € 31.350,82 aan SC Immorente. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij hij een uitkering van 2,56% over een periode van 18 maanden aanbiedt, in ruil voor kwijtschelding van het restant van de vorderingen. SC Immorente heeft echter geweigerd in te stemmen met dit voorstel, wat de heer [naam 1] ertoe heeft aangezet om de rechtbank te verzoeken het akkoord dwingend op te leggen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de heer [naam 1] behandeld op een zitting op 23 december 2024, waar de heer [naam 1] en zijn schuldhulpverleners aanwezig waren, maar SC Immorente niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door Verder Financiële Zorgverlening B.V. en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het onredelijk is dat SC Immorente weigert in te stemmen met het aangeboden akkoord. De heer [naam 1] heeft zich maximaal ingespannen en het voorstel is het maximaal haalbare gezien zijn huidige omstandigheden, waaronder zijn arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen. De beslissing is genomen door mr. R. Cats, rechter, en is openbaar uitgesproken op 2 januari 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/676358 / FT RK 24/1050 en FT RK 24/1051
vonnis van 2 januari 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
SC Immorente, vertegenwoordigd door Janssen & Janssen Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te Évry Cedex (Frankrijk),
hierna: SC Immorente.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 32.239,91 aan twee schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van Verder Financiële Zorgverlening B.V. heeft hij voor het laatst op 30 januari 2024 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van 18 maanden aan de schuldeisers een uitkering van 2,56% wordt gedaan, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Dit percentage is gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam 1] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan de schuldeisers) eventueel hoger of lager kan uitvallen.
1.2.
SC Immorente is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan SC Immorente van € 31.350,82, dat is 97,24% van de totale schuldenlast.
1.3.
De andere schuldeiser heeft het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] op 27 november 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank SC Immorente dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 23 december 2024. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ;
- [naam 2] , schuldhulpverlener van Verder Financiële Zorgverlening B.V.;
- [naam 3] , schuldhulpverlener namens de gemeente Alphen aan den Rijn.
2.2.
SC Immorente is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen. Wel is namens SC Immorente bij brief van 20 december 2024 schriftelijk verweer gevoerd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat SC Immorente het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
SC Immorente voert verweer en verzoekt het dwangakkoord af te wijzen. Het aangeboden akkoord staat, wat SC Immorente betreft, in geen enkele verhouding tot de openstaande schuld. Gezien de huidige arbeidsmarkt is het volgens SC Immorente niet irreëel om te veronderstellen dat de heer [naam 1] , een 26-jarige man, op eenvoudige wijze in staat zou moeten zijn om binnen afzienbare tijd betaald werk te vinden waarmee zijn aflossingscapaciteit kan worden vergroot.

4.De beoordeling van de verzoeken

Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord

4.1.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat SC Immorente weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door Verder Financiële Zorgverlening B.V. Het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.3.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.4.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de heer [naam 1] zelf, van SC Immorente en van de schuldeiser die wél heeft ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.5.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is, gezien de gegeven feiten en omstandigheden, niet realistisch. Uit het GGD-rapport van 3 april 2024 blijkt dat de heer [naam 1] voor een periode van twaalf maanden volledig arbeidsongeschikt is bevonden. De heer [naam 1] is recentelijk door zijn behandelend psycholoog naar meer specialistische hulpverlening verwezen. Het is dan ook niet aannemelijk dat na 3 april 2025 de medische situatie van de heer [naam 1] zodanig zal verbeteren dat hij zijn verdiencapaciteit, en daarmee zijn afloscapaciteit, zal kunnen verbeteren. Mocht dit echter toch het geval zijn, dan zal Verder Financiële Zorgverlening B.V. daarop toezicht houden en er voor zorgen dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Hoewel de heer [naam 1] op dit moment geen afloscapaciteit heeft, spaart hij desondanks gedurende het gehele minnelijk traject een vast bedrag per maand voor zijn schuldeisers. De rechtbank stelt vast dat de heer [naam 1] zich maximaal inspant voor zijn schuldeisers en dat een beter voorstel op dit moment niet mogelijk is.
4.6.
De door SC Immorente geplaatste kanttekening bij de inkomsten van de partner gaat niet op, nu uit de stukken volgt dat de heer [naam 1] onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd. Bovendien is het Vrij te laten bedrag (Vtlb) van de heer [naam 1] berekend op basis van de gezinssituatie waarin één van de partners in de schuldsaneringsregeling zit.
Deze regeling is in het belang van de heer [naam 1] en de andere schuldeiser
4.7.
Het belang van SC Immorente om haar vordering (zoveel mogelijk) betaald te krijgen spreekt voor zich. Tegelijkertijd heeft zij geen, dan wel onvoldoende redenen aangevoerd die, gelet op de gegeven feiten en omstandigheden, maken dat haar belang zwaarder dient te wegen dan het belang van de heer [naam 1] op een schuldenvrije toekomst. De (relatieve) omvang van de vordering van SC Immorente is daarbij niet doorslaggevend. De heer [naam 1] streeft er naar zijn leven een positieve wending te geven en hij moet de gelegenheid krijgen om daarbij tot een oplossing van zijn schuldenproblematiek te komen. Zoals hiervoor is overwogen, spant de heer [naam 1] zich maximaal in voor zijn schuldeisers en is een beter voorstel op dit moment niet mogelijk. Het dwangakkoord leidt voor de schuldeisers tot een gunstiger resultaat dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge(re) kosten doordat in een WSNP-traject de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo moet worden voldaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de belangen van de heer [naam 1] en de andere schuldeiser in dit geval zwaarder wegen dan het belang van SC Immorente.
4.8.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen daarom toewijzen.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt SC IMMORENTE in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.