Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 27 november 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere procedure op 15 januari 2025. De minister heeft de maatregel op 30 januari 2025 opgeheven, maar eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding.
Tijdens de zitting op 31 januari 2025 is eiser niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de periode na 15 januari 2025 en dat er geen zicht op uitzetting was, maar dat dit geen voorwaarde is voor de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, evenals de proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.