ECLI:NL:RBDHA:2025:1430
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderopvangtoeslag en schadevergoeding
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een tweede voorschot op de kinderopvangtoeslag, nadat verweerder, de Dienst Toeslagen, haar eerdere aanvraag had afgewezen op 27 december 2024. De afwijzing leidde tot problematische schulden voor verzoekster, die een verzoek om aanvullende schadevergoeding had ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS), maar dit verzoek werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, wat noodzakelijk is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Verzoekster stelt dat zij zich in een acute financiële noodsituatie bevindt, met een aanzienlijke betalingsachterstand bij haar verhuurder en andere verplichtingen. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat er op het moment van de uitspraak geen dreigende uithuiszetting of afsluiting van nutsvoorzieningen is, en dat de situatie niet zo spoedeisend is dat een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek af, omdat verzoekster het spoedeisend belang onvoldoende heeft aangetoond. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.