ECLI:NL:RBDHA:2025:1402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
I: C/09/677453 / JE RK 24-2276 II: C/09/673718 / JE RK 24-1816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, alsook de herbenoeming van de bijzondere curator

Op 7 januari 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft [de minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden voor de duur van een jaar, en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een pleegzorgvoorziening voor de duur van zes maanden. Deze beslissingen zijn genomen naar aanleiding van ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige], die getuige was van de gewelddadige dood van zijn moeder. De vader van [de minderjarige] heeft aangegeven voor hem te willen zorgen, maar er zijn twijfels over zijn opvoedcapaciteiten en er zijn beschuldigingen van huiselijk geweld. De kinderrechter heeft besloten dat er nader onderzoek nodig is naar de opvoedcapaciteiten van de vader en de situatie van [de minderjarige]. Daarnaast is mr. D.G.M. van den Hoogen herbenoemd tot bijzondere curator om de belangen van [de minderjarige] te behartigen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [de minderjarige] in een veilige en stabiele omgeving verblijft terwijl deze onderzoeken plaatsvinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen direct van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers:
I: C/09/677453 / JE RK 24-2276
II: C/09/673718 / JE RK 24-1816
Datum uitspraak: 7 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over:
I.
een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
II.
de (her)benoeming van de bijzondere curator (ex artikel 1:250 BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 19 december 2024 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek I) van:
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
en
in de zaak naar aanleiding van het op 23 december 2024 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek II) van:
mr. D.G.M. van den Hoogente Leiden,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden bij beide verzoeken aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.G. Jagesar te Den Haag,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als belanghebbende bij verzoek I aan:
de bijzondere curator.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 9 oktober 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 9 oktober 2024 tot 9 januari 2025 en voor dezelfde periode een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Voorts heeft de kinderrechter bij diezelfde beschikking mr. D.G.M. van den Hoogen benoemd tot bijzondere curator voor [de minderjarige] waarbij de bijzondere curator is belast met de navolgende taken:
de stem van [de minderjarige] te vertegenwoordigen, zijn situatie, wensen en belangen in kaart te brengen en daarover verslag uit te brengen;
toe te zien op de nalatenschap van de moeder van [de minderjarige] en daartoe, indien nodig, een (juridische) voorziening te treffen;
de rechtbank te informeren over de benoemde crowdfunding en indien aangewezen, in of buiten rechte voor [de minderjarige] op te treden;
al die handelingen te verrichten die nodig zijn om te bewerkstelligen dat, indien dit noodzakelijk wordt geacht, op naam van [de minderjarige] een bank- en/of spaarrekening met BEM-clausule wordt geopend.
De behandeling van de zaak is vervolgens, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator, pro forma aangehouden tot 9 januari 2025.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 9 oktober 2024 en de hierin benoemde stukken, voor zover deze betrekking heeft op de zaak met nummer C/09/673718 / JE RK 24-1816;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 december 2024;
  • het verslag met bevindingen van de bijzondere curator, ontvangen op 23 december 2024;
  • het rapport van de Raad van 31 december 2024;
- het bericht van de advocaat van de vader met bijlagen, ontvangen op 6 januari 2025.
1.3.
De zitting is met gesloten deuren voortgezet op 7 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de bijzondere curator (per videoverbinding);
- [naam 1] en [naam 2] namens de Raad;
- [naam 3] en [naam 4] namens de gecertificeerde instelling, met [naam 5] als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Voor het overige verwijst de kinderrechter naar de feiten zoals die in de beschikking van 9 oktober 2024 zijn vastgesteld.

3.De verzoeken

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing (verzoek I)
3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] . De moeder van [de minderjarige] is op gewelddadige wijze om het leven gekomen en [de minderjarige] was hiervan getuige en mogelijk ook doelwit. Dit is een zeer traumatische gebeurtenis voor hem geweest. Met het overlijden van de moeder is [de minderjarige] zijn belangrijkste hechtingsfiguur en primaire opvoeder verloren. Hoewel [de minderjarige] op dit moment weinig signalen van rouw en gemis laat zien, is het zijn pleegouders wel opgevallen dat hij angstig wordt van harde geluiden. Ook wordt op zijn school gezien dat hij opeens heel verdrietig wordt wanneer hij ergens op wordt aangesproken. Het is belangrijk dat er aandacht is voor het trauma dat [de minderjarige] aan de dood van zijn moeder heeft overgehouden en dat hij wordt geholpen bij de verwerking hiervan. Wanneer hij wat meer tot rust is gekomen, kan hiervoor verdere behandeling worden ingezet. [de minderjarige] is hiervoor nu alvast aangemeld bij Youz. Hiernaast is het noodzakelijk dat wordt onderzocht wie de opvoeding van [de minderjarige] op zich zal nemen. [de minderjarige] zal naar verwachting een opvoeder nodig hebben die een bovengemiddeld sensitief en traumasensitief opvoedklimaat kan bieden. De vader heeft aangegeven dat hij graag voor [de minderjarige] wil zorgen en dat hij wil dat [de minderjarige] bij hem komt wonen. Er is op dit moment echter nog maar weinig bekend over de opvoedcapaciteiten van de vader: de vader is tot op heden niet betrokken geweest bij de opvoeding van [de minderjarige] en had tot voor kort (bijna) geen contact met hem. Het contact tussen [de minderjarige] en de vader is in de afgelopen periode hervat door middel van videobelmomenten. Ook hebben zij op 20 december 2024 voor het eerst begeleide fysieke omgang gehad. Er wordt gezien dat de vader tijdens deze momenten goed aansluit bij [de minderjarige] . De vader erkent dat in het proces van het herstellen van het contact de gevoelens en de behoeften van [de minderjarige] leidend moeten zijn. De Raad is van mening dat er door middel van hulpverlening zoals Voorkomen Uithuisplaatsing, Ambulante Spoedhulp of een weekendtraject kan worden onderzocht wat de opvoedcapaciteiten zijn van de vader en of hij [de minderjarige] kan bieden wat hij nodig heeft. Wanneer blijkt dat er geen zorgen zijn over de opvoed- en thuissituatie van de vader, moet [de minderjarige] worden geplaatst bij zijn vader. De Raad is zich ervan bewust dat er door verschillende personen in het netwerk van [de minderjarige] en zijn moeder, en in de brief van de moeder die zij schreef voordat zij om het leven kwam, zorgen zijn geuit over het verleden van de vader en over diens opvoedcapaciteiten. Zo zou er sprake zijn geweest van huiselijk geweld, hetgeen door de vader overigens wordt ontkend. Door het overlijden van de moeder is het echter niet langer mogelijk de waarheid daarover te achterhalen. Als dit heeft plaatsgevonden, zou het ook niet tot [de minderjarige] gericht zijn geweest. De Raad is daarom van mening dat gekeken moet worden naar wat de vader [de minderjarige] nu kan bieden. Mogelijk is de inzet van een NIKA-traject nodig om te zorgen dat de hechting tussen de vader en [de minderjarige] veilig verloopt en dat [de minderjarige] veilig is bij zijn vader tijdens de omgangsmomenten. De vader heeft ingestemd met alle hulpverlening en toegezegd daaraan te zullen meewerken. De Raad vindt het verder van belang dat er aandacht blijft voor de voor [de minderjarige] belangrijke personen in zijn netwerk en dat ervoor wordt gezorgd dat het contact
tussen hen en [de minderjarige] wordt onderhouden. De uiteindelijke opvoeder van [de minderjarige] zal hier een essentiële rol in gaan spelen en het is van belang dat deze opvoeder hier passend in handelt. Nu er nog veel moet worden onderzocht en hulpverlening voor [de minderjarige] moet worden ingezet, is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar wenselijk. Ook is het noodzakelijk dat, totdat bekend is wie de opvoedrol voor [de minderjarige] zal gaan vervullen, hij op een rustige en stabiele plek kan verblijven. Het leven van [de minderjarige] is gekenmerkt geweest door onrust en instabiliteit, en het is noodzakelijk dat hij hier vanaf nu voor wordt behoed. [de minderjarige] verblijft nu in een pleeggezin, waar het goed met hem gaat. Om te zorgen dat hij hier kan blijven terwijl er onderzoek plaatsvindt naar de opvoedcapaciteiten van de vader en naar het verloop van de omgang tussen [de minderjarige] en zijn vader, is een uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden noodzakelijk. Een kortere termijn is, vanwege alle hulpverlening die nog moet worden ingezet en alle zaken die nog moeten worden onderzocht, niet passend. De Raad is ten slotte van mening dat de bijzondere curator moet worden herbenoemd, zodat zij de belangen van [de minderjarige] kan blijven behartigen.
Herbenoeming bijzondere curator (verzoek II)
3.3.
De bijzondere curator verzoekt te worden herbenoemd. Zij is in de afgelopen periode druk bezig geweest de nalatenschap van de moeder van [de minderjarige] op orde te brengen en de belangen van [de minderjarige] te behartigen. De huurwoning van de moeder is opgezegd en leeggehaald. De bijzondere curator heeft een doos met persoonlijke spullen van de moeder bewaard die zij aan [de minderjarige] zal geven zodra hij hier klaar voor is. De vader heeft op verzoek van de bijzondere curator een BEM-rekening ten behoeve van [de minderjarige] geopend. Ook heeft vader voor [de minderjarige] een zorgverzekering afgesloten. Het geld dat door middel van een crowdfunding-actie is ingezameld, is teruggestort naar de donateurs. De bijzondere curator zou graag worden herbenoemd om de belangen van [de minderjarige] verder te behartigen en de nalatenschap van de moeder verder te regelen. Een herbenoeming is tevens noodzakelijk omdat de bijzondere curator merkt dat er tussen de betrokken instanties nog veel ruis is over wat er in de komende periode moet worden onderzocht en wat moet worden meegewogen in het vinden van een geschikte opvoeder voor [de minderjarige] . De bijzondere curator zou kunnen helpen de onderlinge communicatie te optimaliseren. Daarnaast is de bijzondere curator van mening dat nader onderzoek moet worden gedaan naar het vermeende huiselijk geweld, aangezien de districtsrecherche en de betrokken officier van justitie hebben aangegeven hierover meer informatie te hebben. De bijzondere curator heeft ten slotte benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de opvoeder en de betrokken partijen zich inspannen om uit te blijven reiken naar de belangrijke mensen in de gemeenschap van [de minderjarige] . De bijzondere curator verzoekt hierbij het verzoek van de Raad voor de duur van twee of drie maanden toe te wijzen, zodat er op korte termijn een toetsmoment komt en de gemaakte vorderingen kunnen worden besproken.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft zich ter zitting achter het verzoek van de Raad geschaard. In het rapport van de Raad is opgenomen dat de gecertificeerde instelling de voorlopige voogdijmaatregel passender vindt. De gecertificeerde instelling wil echter benadrukken dat zij de vader niet diskwalificeert als opvoeder van [de minderjarige] , maar dat het onderzoek van de Raad onvolledig is en geen totaalbeeld geeft van de situatie. Zo is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de opvoedcapaciteiten van de vader, naar in hoeverre
de vader kan aansluiten bij de door trauma verhoogde opvoedvraag van [de minderjarige] en of hij in staat is het contact met het netwerk van [de minderjarige] te onderhouden en hiernaar uit te reiken. Ook zijn er zorgen over het feit dat de vader heeft gehoord dat hij niet de biologische vader van [de minderjarige] zou zijn en dat hij om die reden een DNA-test wil laten doen. Verder is de gecertificeerde instelling van mening dat er geen gedegen onderzoek is gedaan naar het vermeende huiselijk geweld, omdat hetgeen de volwassen dochters van de vader hierover hebben gezegd niet nader is onderzocht. De gecertificeerde instelling is van oordeel dat de vader wel de kans moet krijgen om te laten zien dat hij op een veilige manier voor [de minderjarige] kan zorgen, maar dit vergt gedegen onderzoek. De gecertificeerde instelling vindt de verzochte duur de maatregelen hiervoor passend. Er moet nog veel gebeuren en het is van belang dat het tempo van [de minderjarige] leidend blijft en dat er niks wordt overhaast.
4.2.
Namens de vader is geen verweer gevoerd tegen een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. Evenmin verzet de vader zich tegen de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij het pleeggezin, maar hij verzoekt wel de uithuisplaatsing voor de duur van maximaal drie tot vier maanden uit te spreken, zodat er een toetsmoment is en de voortgang kan worden besproken. De vader vindt het fijn dat het contact tussen [de minderjarige] en hem goed verloopt. De vader heeft er geen twijfel over dat hij de vader is van [de minderjarige] , maar de vele berichten op sociale media over zijn vaderschap zijn hem niet in de koude kleren gaan zitten. Daarom wil hij graag een DNA-test laten doen. De vader wil graag voor [de minderjarige] zorgen en wil dat [de minderjarige] bij hem komt wonen. [de minderjarige] heeft ook aangegeven bij de vader te willen wonen. De vader is bereid aan alle hulpverlening voor [de minderjarige] en voor hemzelf mee te werken en hij wil ook graag helpen de nalatenschap van de moeder voor [de minderjarige] in orde te maken. Hiervoor is wel noodzakelijk dat het onderzoek zich richt op plaatsing van [de minderjarige] bij de vader en dat dit uitgangspunt centraal staat bij de uitvoering van de maatregelen. Er is op dit moment te veel ruis tussen de instanties onderling en de informatievoorziening naar de vader toe laat te wensen over. De vader heeft het gevoel dat de Raad en de gecertificeerde instelling onvoldoende transparant zijn geweest gedurende het onderzoek en dat hij onvoldoende is geïnformeerd over bij wie en op welke wijze de informatie is verzameld. De vader ontkent elke beschuldiging van huiselijk geweld en het doet de vader verdriet dat de dochters hem hiervan beschuldigen. Ook benadrukt de advocaat van de vader dat de reden dat de vader langere tijd geen contact met [de minderjarige] heeft gehad was dat hij [de minderjarige] niet wilde belasten met de strijd tussen de moeder en de vader. In de komende periode moet de focus liggen op het mogelijk maken van de plaatsing van [de minderjarige] bij de vader. In dat kader moet de omgang voortvarend worden uitgebreid en moet er een concreet plan worden opgesteld waarin is opgenomen welke hulpverlening nodig is om over te gaan tot plaatsing van [de minderjarige] bij de vader. [de minderjarige] is nog erg jong en heeft al veel meegemaakt en het is dan ook van belang dat hij snel duidelijkheid krijgt over zijn perspectief.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige](verzoek I)
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is nu bijna vijf jaar en zijn jeugd is tot op heden onrustig verlopen, met als dieptepunt dat hij recent aan een enorm traumatische gebeurtenis is blootgesteld die erin heeft geresulteerd dat [de minderjarige] zijn moeder moet missen. Deze onverwachte en zeer ingrijpende gebeurtenis heeft enorme impact op het leven van [de minderjarige] en kan nog tot ver in de toekomst grote gevolgen voor hem en zijn ontwikkeling hebben. [de minderjarige] is na de dood van zijn moeder de eerste nacht ondergebracht bij zijn vader. Door omstandigheden kon hij daar op dat moment niet langer verblijven, waarna hij bij een (crisis)pleeggezin is geplaatst waar hij tot op heden verblijft. De vader heeft sindsdien steeds aangegeven dat hij graag de zorg voor [de minderjarige] wil gaan dragen. [de minderjarige] heeft ook aangegeven graag bij de vader te willen wonen. De vader heeft tot het overlijden van de moeder echter geen actieve rol in de opvoeding van [de minderjarige] gespeeld. Ook was er (bijna) geen contact tussen de vader en [de minderjarige] , behalve zo nu en dan per videoverbinding. Er is nog weinig bekend over de opvoedcapaciteiten van de vader en over zijn thuissituatie. Wel wordt er gezien dat de vader liefdevol op [de minderjarige] reageert tijdens de omgangs- en videobelmomenten en dat hij aansluit bij [de minderjarige] en bij wat [de minderjarige] nodig heeft. Ook erkent de vader dat het tempo van [de minderjarige] leidend dient te zijn in de opbouw van de omgangsmomenten en heeft de vader aangegeven alle noodzakelijke hulpverlening voor hem en [de minderjarige] te willen accepteren. De kinderrechter overweegt evenwel dat er door verschillende partijen, onder wie de moeder van [de minderjarige] en de meerderjarige dochters van de vader, zorgen en beschuldigingen zijn geuit over huiselijk geweld door de vader. Verder heeft de moeder vóór haar overlijden een brief geschreven waarin zij met klem benadrukt niet te willen dat de vader [de minderjarige] zal opvoeden wanneer zij de zorg voor hem niet meer kan dragen. Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat van belang is dat zorgvuldig onderzocht wordt wat voor [de minderjarige] de beste plek is om op te groeien en of de vader de zorg voor hem zal kunnen dragen en zal kunnen aansluiten bij zijn verhoogde opvoedbehoefte. In dat kader zal ook nader onderzoek moeten worden gedaan naar de beschuldigingen van huiselijk geweld. Om dit alles in goede banen te leiden, vindt de kinderrechter het nodig dat een jeugdbeschermer betrokken raakt. Deze kan verder zicht houden op (het verloop van) de omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en zijn vader en deze omgang op een veilige manier uitbreiden, waarbij het tempo van [de minderjarige] leidend dient te zijn. Ook kan de jeugdbeschermer de ontwikkeling van [de minderjarige] volgen en de voor hem noodzakelijke hulpverlening inzetten en de voortgang daarvan monitoren. De kinderrechter stelt daarom [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.4.
De kinderrechter overweegt dat ter zitting door de bijzondere curator en de advocaat van de vader is verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor een kortere periode zodat een toetsmoment kan plaatsvinden en de voortgang kan worden besproken. De kinderrechter is echter van oordeel dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat al binnen enkele maanden duidelijk zal zijn waar [de minderjarige] het beste kan opgroeien. Zij overweegt daartoe dat in de komende periode nog veel moet worden geregeld, onderzocht en in gang moet worden gezet. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat belangrijk is dat zorgvuldig moet worden onderzocht of [de minderjarige] bij de vader geplaatst kan worden en, als dat het geval is, wat er nodig is om dat te realiseren. [de minderjarige] en de vader hebben elkaar immers lange tijd niet gezien en zij hebben op dit moment pas twee keer fysieke omgang gehad. Hoewel wordt gezien dat de vader goed op [de minderjarige] reageert, is hun contact nog erg pril en dit moet zich nog veel verder ontwikkelen voordat er gedacht kan worden aan een plaatsing bij de vader. De omgang tussen de vader en [de minderjarige] moet eerst op een veilige manier worden uitgebreid, waarbij het tempo van [de minderjarige] leidend dient te zijn. Nu wordt gezien dat [de minderjarige] al sterk aan het hechten is aan zijn pleegvader, kan dit ook gevolgen hebben voor het tempo waarin de omgangsmomenten worden uitgebreid. Gelet op het bovenstaande ziet de kinderrechter geen aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode dan de verzochte zes maanden toe te wijzen. De kinderrechter is blij om te horen dat [de minderjarige] het goed heeft bij zijn pleegouders en dat zij hem de rust en de stabiliteit bieden die hij nu heel hard nodig heeft. Het is daarom van belang dat hij hier kan blijven terwijl er nader onderzoek wordt gedaan naar waar hij het beste kan gaan opgroeien. Wel merkt de kinderrechter op dat belangrijk is dat dit onderzoek voortvarend ter hand genomen wordt, omdat het in het belang van [de minderjarige] is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over zijn perspectief en waar hij gaat opgroeien. De kinderrechter zal de machtiging uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van zes maanden.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van de (her)benoeming van de bijzondere curator (verzoek II)
5.6.
In het verlengde van het voorgaande ziet de kinderrechter ook aanleiding om de bijzondere curator te herbenoemen. Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. De rechter kan dit doen als - in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige - de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.7.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er de komende periode nog veel op [de minderjarige] en zijn omgeving af zal komen en dat het belangrijk is dat er iemand is die daarbij specifiek de belangen van [de minderjarige] in het oog houdt. De bijzondere curator heeft in de afgelopen periode al veel (praktische) zaken geregeld. Zo is dankzij haar inzet (en die van de vader) de woning van de moeder al ontruimd en de huur beëindigd. Verder is er een BEM-rekening voor [de minderjarige] geopend en is voor hem een zorgverzekering afgesloten. De bijzondere curator heeft echter aangevoerd dat er nog veel (praktische) zaken moeten worden afgehandeld met betrekking tot de nalatenschap van de moeder van [de minderjarige] . Ook heeft de bijzondere curator aangevoerd dat zij aanleiding heeft om aan te nemen dat er nog nader onderzoek noodzakelijk is naar de aantijgingen van huiselijk geweld. Verder acht de bijzondere curator het van belang dat er in het belang van [de minderjarige] contact wordt gehouden met zijn gemeenschap en dat wordt voorkomen dat hij waardevolle contacten verliest. Ten slotte kan de bijzondere curator een rol vervullen waar het gaat om het voorkomen van ruis in de communicatie tussen de betrokken instanties. Zij kan in het belang van [de minderjarige] hierin een verbindende rol spelen.
5.8.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de bijzondere curator de belangen van [de minderjarige] blijft behartigen. De bijzondere curator kan in deze uitzonderlijke omstandigheden het belang van [de minderjarige] bij het onderzoek naar een geschikte en liefdevolle opvoeder bewaken en daarvoor het noodzakelijke doen. De kinderrechter vraagt aldus aan de bijzondere curator om de stem van [de minderjarige] te blijven vertegenwoordigen, zijn situatie, wensen en belangen in kaart te brengen en daarover verslag uit te brengen.
5.9.
Daarnaast is het in het belang van [de minderjarige] dat de nalatenschap van zijn moeder goed geregeld wordt. De kinderrechter vraagt de bijzondere curator daarop toe te blijven zien en daartoe, indien nodig, een (juridische) voorziening te treffen. Ook vraagt de bijzondere curator verder om, indien dit opnieuw actueel wordt, de rechtbank te informeren over eventuele ontwikkelingen met betrekking tot de crowdfunding-actie en indien aangewezen, in verband daarmee in of buiten rechte voor [de minderjarige] op te treden.
5.10.
De bijzondere curator heeft verklaard bereid te zijn om ook in de komende periode als bijzondere curator voor [de minderjarige] te blijven optreden. De kinderrechter zal haar daarom bij deze beschikking herbenoemen. In het belang van de werkzaamheden van de bijzondere curator zal er ook een afschrift van de beschikking aan de bijzondere curator worden toegestuurd.
5.11.
Van haar bevindingen dient de bijzondere curator schriftelijk verslag te doen aan de kinderrechter, aan de gecertificeerde instelling en aan de voornoemde belanghebbenden. De termijn daarvoor verbindt de kinderrechter aan de looptijd van de machtiging uithuisplaatsing, te weten zes maanden. Indien de gecertificeerde instelling in de komende zes maanden een verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] indient zal het verslag van de bijzondere curator op die nader te bepalen zitting waarop dat verzoek behandeld wordt besproken worden. Het verslag van de bijzondere curator dient dan ook vóór die zitting bij iedereen bekend te zijn. Indien de gecertificeerde instelling niet overgaat tot een verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] , zal de kinderrechter na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator een nadere zitting bepalen om de voortgang van de werkzaamheden van de bijzondere curator en een eventuele (her)benoeming te bespreken.
5.12.
Tot slot verzoekt de kinderrechter de bijzondere curator om de ‘leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen en wijst zij de betrokkenen erop dat zij gevolg dienen te geven aan de door de bijzondere curator te geven instructies.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/09/677453 / JE RK 24-2276:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 7 januari 2025 tot 7 januari 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 7 januari 2025 tot 7 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/09/673718 / JE RK 24-1816:
6.4. (
her)benoemt tot bijzondere curator
mr. D.G.M. van den Hoogente Leiden;
6.5.
bepaalt dat de bijzondere curator
uiterlijk twee weken vóór 7 juli 2025(zijnde de einddatum van de machtiging uithuisplaatsing) schriftelijk (voorlopig) verslag dient te doen aan de rechtbank, de gecertificeerde instelling en de belanghebbenden;
6.6.
bepaalt dat de verzoeker en belanghebbenden na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient binnen één week na ontvangst aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de belanghebbenden te worden toegezonden;
6.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
houdt de zaak C/09/673718 / JE RK 24-1816 in afwachting van het voorgaande aan tot een
nader te bepalen zitting gelegen vóór 7 juli 2025, bij mr. E.E. Schotte;
6.9.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te sturen aan de bijzondere curator.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025 door
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier,
en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking
worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is
verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de
beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.