In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juli 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann, waarin zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. De minister heeft verzoeker medegedeeld dat de verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) op 22 juli 2025 zullen worden beëindigd, waardoor verzoeker de COA-locatie moet verlaten. De voorzieningenrechter oordeelt dat er twijfel bestaat over de motivering van het bestreden besluit, dat de identiteit van verzoeker niet aannemelijk zou maken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat de Rva-verstrekkingen en opvang van verzoeker niet mogen worden beëindigd totdat op het beroep is beslist. De behandeling van het beroep is gepland op 28 oktober 2025. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 907,00.