ECLI:NL:RBDHA:2025:13804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.23701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van opvolgende asielaanvraag van eiseres zonder nieuwe elementen of bevindingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2025 wordt de niet-ontvankelijkverklaring van de opvolgende asielaanvraag van eiseres behandeld. Eiseres, die eerder meerdere asielaanvragen heeft ingediend, heeft op 13 mei 2024 een derde opvolgende aanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 19 mei 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft ingebracht die relevant zijn voor de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiseres geen nieuwe feiten heeft aangedragen die haar asielrelaas geloofwaardiger maken. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij de Congolese nationaliteit heeft en dat zij bij terugkeer naar Congo een reëel risico loopt op ernstige schade, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling niet aannemelijk is gemaakt. Eiseres heeft eerder verklaard de Angolese nationaliteit te bezitten en heeft deze stelling niet met objectieve documenten onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. A.M. Lammers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van de opvolgende asielaanvraag van eiseres. Eiseres is het daarmee niet eens. Daartoe voert eiseres een aantal gronden aan. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Het bestreden besluit omvat ook een inreisverbod met de duur van twee jaar omdat aan eiseres bij het eerdere afwijzend besluit al een terugkeerbesluit is opgelegd. Eiseres heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring van de opvolgende asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft namelijk deugdelijk gemotiveerd dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft ingebracht die kunnen bijdragen aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 13 mei 2024 een derde opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 mei 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.23702, op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond van deze zaak
3. Eiseres heeft eerder (asiel)aanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De eerste asielaanvraag van eiseres is van 24 mei 1999 en is met het besluit van 27 februari 2002 afgewezen als ongegrond. In april 2008 heeft eiseres een aanvraag voor een zogenoemde ‘RANOV [1] ’-vergunning ingediend die met het besluit van 29 juli 2008 is afgewezen. De tweede asielaanvraag is van 7 augustus 2016 en is niet inhoudelijk behandeld, omdat het niet voldeed aan het verleende herstelverzuim. Op 26 april 2018 heeft eiseres een reguliere aanvraag ingediend die met het besluit van 31 januari 2019 is afgewezen als ongegrond. Deze besluiten staan allen in rechte vast. In deze procedure is het uitgangspunt geweest dat eiseres de Angolese nationaliteit heeft.
3.1.
Op 13 mei 2024 heeft eiseres haar huidige asielaanvraag ingediend. Hieraan legt eiseres ten grondslag dat sprake is van nieuwe elementen en bevindingen. Eiseres heeft deze aanvraag ingediend, omdat zij naar eigen zeggen de Congolese nationaliteit heeft en de veiligheidssituatie in Congo als slecht wordt beschouwd. Eiseres vreest dat zij bij terugkeer naar Congo een reëel risico loopt op ernstige schade gelet op de zeer onveilige oorlogssituatie aldaar. Indien eiseres moet terugkeren naar Angola, dan zal zij daar een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege het risico op uitzetting door de Angolese autoriteiten naar Congo.
Het bestreden besluit
4. De minister heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De minister heeft de aanvraag daarom niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Beoordelingskader
5. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, kan de minister een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaren als de aanvrager geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd aan deze aanvraag, of als de nieuwe elementen en bevindingen niet relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Nieuwe elementen en bevindingen zijn relevant voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag als deze de kans op inwilliging van de asielaanvraag aanzienlijk groter maken. [2]
5.1.
De rechtbank beoordeelt in hoeverre de toets door de minister de rechterlijke toets doorstaat. Daarbij maakt de rechtbank onderscheid tussen artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 (nieuwe elementen of bevindingen), artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 (reëel risico op ernstige schade en of sprake is van bijzondere omstandigheden.
5.2.
De rechtbank merkt zekerheidshalve op dat eiseres bij de aanvraag en in de bestuurlijke fase heeft aangevoerd dat zij vanwege haar seksuele geaardheid problemen kan krijgen in Congo dan wel Angola. Eiseres heeft deze grond in beroep niet langer gehandhaafd en deze behoeft daarom geen verdere bespreking.
Heeft eiseres nieuwe elementen en bevindingen aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd en loopt zij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade?
6. Eiseres betoogt dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, omdat zij niet – zoals zij eerder heeft verklaard – de Angolese, maar de Congolese nationaliteit heeft. Bij terugkeer naar Angola bestaat daarom het risico dat de Angolese autoriteiten haar uitzetten naar Congo. Eiseres voert verder aan dat zelfs indien niet wordt uitgegaan van haar Congolese nationaliteit, zij bij uitzetting naar Angola (of indirect naar Congo) een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Als alleenstaande vrouw zonder sociaal of familiaal vangnet is zij bovendien bijzonder kwetsbaar in Angola, mede gelet op het gewelddadige en repressieve karakter van die samenleving. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het Country Report on Human Rights Practices: Angola 2023 van het US Department of State. Eiseres wijst op het risico van willekeurige en gewelddadige aanhouding zonder procedurele waarborgen. Indien zij wordt aangehouden en in detentie belandt, bestaat volgens eiseres een reëel risico op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM, vanwege de zware en levensbedreigende gevangenisomstandigheden, waaronder ernstige overbevolking, gebrek aan medische zorg, corruptie en geweld.
ten aanzien van de Congolese nationaliteit en de terugkeer naar Congo
6.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Congolese nationaliteit bezit. De minister heeft hierbij terecht betrokken dat eiseres eerder uitdrukkelijk heeft verklaard de Angolese nationaliteit te bezitten en dat dit reeds in rechte is vastgesteld. Tijdens het eerste gehoor op 25 mei 1999 heeft eiseres desgevraagd het Angolese paspoort beschreven en toegelicht hoe zij de Angolese nationaliteit heeft verkregen via haar vader, die Angolees was. Ook verklaarde zij dat haar grootouders van moederszijde eveneens uit Angola afkomstig waren en die nationaliteit hadden. Voorts heeft zij verklaard eerder een Angolees paspoort en identiteitskaart te hebben gehad, die in detentie zijn ingenomen. Eiseres heeft haar stelling dat zij de Congolese nationaliteit heeft niet met objectieve documenten onderbouwd. De enkele mededeling van eiseres ter zitting dat zij verwacht binnenkort over ter zake doende documenten te zullen beschikken, maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de minister daarom terecht heeft geconcludeerd dat het betoog van eiseres geen nieuw licht werpt op haar asielrelaas. Ook heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat het risico op ernstige schade bij terugkeer naar Congo niet aannemelijk is nu zij moet terugkeren naar Angola. De conclusie is dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat de door eiseres gestelde nationaliteit geen nieuwe element of bevinding oplevert dat kan de kans op inwilliging van de asielaanvraag aanzienlijk groter maakt.
ten aanzien van de terugkeer naar Angola
6.2.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Angola een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De door eiseres aangevoerde stellingen over willekeurige arrestaties, geweld, detentie en de slechte gevangenisomstandigheden in Angola zijn niet onderbouwd met concrete en op haar persoonlijke situatie toegespitste feiten. De minister heeft terecht opgemerkt dat eiseres niet heeft toegelicht waarom juist zij persoonlijk een risico zou lopen slachtoffer te worden van de door haar geschetste misstanden. Ook de gestelde kwetsbaarheid van eiseres als alleenstaande vrouw in Angola is niet onderbouwd dan wel persoonlijk gemaakt. De enkele stelling dat zij geen sociaal of familiaal vangnet heeft, is daarvoor onvoldoende. Uit het overgelegde Country Report on Human Rights Practices: Angola 2023 blijkt weliswaar dat vrouwen in Angola te maken kunnen krijgen met seksueel geweld en andere vormen van misbruik, maar daaruit volgt niet dat alleenstaande vrouwen zonder netwerk reeds daarom een reëel risico lopen op willekeurige aanhouding, detentie of mishandeling. Dat risico is door eiseres niet geconcretiseerd en ook niet met aanvullende informatie onderbouwd. De minister heeft terecht gesteld dat uit de landeninformatie niet volgt dat alleenstaande vrouwen in Angola die zonder netwerk op straat belanden per definitie een reëel risico lopen op arrestatie of detentie. De verwijzing naar het algemene gewelds- en mensenrechtensituatie in Angola is daarvoor onvoldoende. De enkele mogelijkheid dat eiseres slachtoffer zou kunnen worden van seksueel geweld of willekeurige detentie betreft een toekomstige onzekere gebeurtenis, die zonder nadere onderbouwing geen reëel risico oplevert in de zin van artikel 3 van het EVRM. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij vreest bij terugkeer direct te worden gedetineerd omdat zij zich heeft voorgedaan als Angolese, maar ook dat risico is niet nader onderbouwd. Uit het overgelegde Country Report volgt dit risico niet. Bovendien gaat de stelling van eiseres uit van de door haar gestelde, maar niet onderbouwde Congolese, nationaliteit. De minister heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Angola.
Had de minister ambtshalve moeten toetsen of sprake is van bijzondere omstandigheden?
7. Eiseres betoogt dat sprake is van een combinatie van persoonlijke omstandigheden die volgens haar een bijzondere situatie opleveren. Zij stelt dat de minister hier ambtshalve aandacht aan had moeten besteden, ondanks dat zij deze omstandigheden niet eerder (op het M35-O-formulier) heeft vermeld. Het betreft de volgende omstandigheden: haar langdurig verblijf in Nederland sinds 1999, haar beheersing van de Nederlandse taal, haar actieve maatschappelijke participatie (onderbouwd met een verklaring van de voorzitter van [naam vereniging]), het ontbreken van familie- of sociale banden in Congo of Angola en het bestaan van sterke sociale bindingen in Nederland. Ook wijst zij op de langdurige onzekerheid waarin zij in Nederland verkeert. Volgens eiseres heeft de minister hiermee onvoldoende rekening gehouden en had hij vanwege de menselijke maat en haar bijzondere situatie tot een ander oordeel moeten komen.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. Eiseres heeft niet onderbouwd op grond van welke wettelijke bepaling de minister gehouden zou zijn om deze persoonlijke bijzondere omstandigheden ambtshalve te betrekken bij de beoordeling van een opvolgende asielaanvraag. De door eiseres genoemde omstandigheden zijn niet asielgerelateerd en vormen alleen al daarom geen nieuwe elementen of bevindingen die relevant zijn voor de beoordeling haar asielaanvraag. Voor zover eiseres heeft bedoeld dat de minister ambtshalve had moeten toetsen of zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning wegens bijzondere of schrijnende omstandigheden, dan kan zij daar niet in worden gevolgd. In geval van een opvolgende asielaanvraag is de minister niet gehouden om ambtshalve bijzondere of schrijnende omstandigheden te beoordelen. Artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 voorziet slechts in een ambtshalve toets in het kader van een eerste (asiel)aanvraag. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2021. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Habibi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 september 2021, ECLI:EU:C:2021:710, onder punt 34, en ABRvS 15 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2699.