ECLI:NL:RBDHA:2025:13793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Jemenitische eiser en beoordeling van de situatie van willekeurig geweld in Jemen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Jemenitische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1982, heeft op 5 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 23 mei 2025 door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn vrees voor vervolging door de Jemenitische autoriteiten niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank stelt dat de verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de actuele humanitaire situatie in Jemen en het nieuwe Algemeen Ambtsbericht van april 2025 niet heeft betrokken in de besluitvorming. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat de verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak en de actuele situatie in Jemen. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24326

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 5 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer Matti als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1982. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij te vrezen heeft voor de Jemenitische autoriteiten omdat hij zich heeft geuit tegen het opsplitsen van Jemen. Eiser heeft hierover discussies gevoerd met leden van de zuidelijke milities, die later de regering werden. Eiser heeft in 2019 een oproep gekregen om bij de politie te verschijnen omdat een klacht tegen hem was ingediend. Eiser heeft geen gehoor gegeven aan die oproep. Nadat hij in november 2021 Jemen had verlaten, heeft eiser een arrestatiebevel ontvangen. Eiser heeft kopieën overgelegd van de politie-oproep en het arrestatiebevel. In Nederland heeft eiser nog deelgenomen aan een demonstratie die in Jemen wordt gezien als een demonstratie van de houthi’s tegen Zuid-Jemen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
eisers problemen met de autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt ook eisers politieke overtuiging en deelname aan de demonstratie in Nederland geloofwaardig. Verweerder vindt eisers problemen vanwege die overtuiging en activiteiten echter niet geloofwaardig. Eisers verklaringen hierover vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel, nu eiser ongerijmd heeft verklaard over waarom en hoe hij in de negatieve belangstelling is komen te staan. [2] De kopie van de politie-oproep en de kopie van het arrestatiebevel zijn onvoldoende om toch te onderbouwen dat de Jemenitische autoriteiten eiser zoeken. Daar komt bij dat eiser zijn asielaanvraag zonder goede reden niet zo snel mogelijk heeft ingediend. [3] Verweerder vindt het ook niet aannemelijk dat eisers politieke meningen en deelname aan de demonstratie in Nederland een risico vormen bij terugkeer. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft een onjuist toetsingskader gehanteerd bij het beoordelen van eisers asielaanvraag. Verweerder moest namelijk toetsen aan de hand van het landenbeleid voor Jemen dat gold toen hij zijn aanvraag deed, waarin de meest ernstige situatie van willekeurig geweld wordt aangenomen voor Jemen. Verweerder heeft ook ten onrechte niet het meest recente Algemeen Ambtsbericht over Jemen van april 2025 in de besluitvorming betrokken. Verweerder moest eisers asielrelaas daarnaast wel geloofwaardig vinden, omdat hij er wel geloofwaardig over heeft verklaard en omdat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij niet direct asiel heeft aangevraagd nu hij een lange reis achter de rug had. Ook eisers deelname aan een demonstratie in Nederland op zichzelf moet leiden tot inwilliging van eisers asielaanvraag, omdat op sociale media te zien is dat eiser eraan heeft deelgenomen en de autoriteiten deelnemers ervan beschuldigen pro-houthi te zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat als algemeen uitgangspunt geldt dat bij het nemen van een besluit het recht wordt toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dit geldt ook voor beleidsregels, alleen in het geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. [6] De enkele omstandigheid dat een belanghebbende door toepassing van nieuw recht in een ongunstiger positie komt, is daarvoor onvoldoende. De omstandigheid dat eiser geen verblijfsvergunning heeft verkregen, doordat op zijn aanvraag is beslist na invoering van het nieuwe beleid kan dus niet aangemerkt worden als een bijzondere omstandigheid. Ook het feit dat verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Immers geldt voor veel vreemdelingen dat de beslistermijn (ruimschoots) is overschreden. De rechtbank ziet in dit punt geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de op het moment van de aanvraag geldende wet- en regelgeving moest toepassen op de aanvraag van eiser. Voor zover eiser een losse grond heeft willen aanvoeren inhoudende dat verweerder te laat heeft beslist op zijn asielaanvraag, wijst de rechtbank erop dat deze thuishoort in een aparte procedure tegen het niet tijdig beslissen.
De situatie van willekeurig geweld in Jemen
7. De rechtbank heeft zich bij uitspraak van 28 november 2024 [7] uitgelaten over de vraag of verweerder voldoende en op de juiste wijze rekening heeft gehouden met het actuele geweldsniveau en de humanitaire situatie in Jemen. Nu de overwegingen van die uitspraak in onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing zijn, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar die uitspraak.
7.1.
De rechtbank ziet in wat verweerder in de huidige procedure van eiser naar voren heeft gebracht geen aanleiding om anders te oordelen dan in de hiervoor genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 28 november 2024 is gedaan en is van oordeel dat nog steeds niet inzichtelijk is gemaakt hoe de humanitaire situatie is meegewogen in de beoordeling in het kader van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
7.2.
Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Verweerder zal in een nieuw besluit (opnieuw) moeten beoordelen en motiveren of eiser door de humanitaire omstandigheden in Jemen een reëel risico loopt op een behandeling of situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM als hij terugkeert. De rechtbank geeft gelet op het voorgaande nog geen oordeel over de vraag of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen verhoogd risico loopt op ernstige schade door willekeurig geweld vanwege de door hem gestelde persoonlijke en individuele omstandigheden. Verweerder zal in het nieuw te nemen besluit de persoonlijke kenmerken en individuele omstandigheden die door eiser naar voren zijn gebracht, waaronder zijn gebrek aan woning, inkomsten, levensonderhoud en verzorging, moeten beoordelen in het licht van de actuele veiligheidssituatie.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de persoonlijke vrees van eiser bij terugkeer naar Jemen onvoldoende heeft beoordeeld. De rechtbank kan verweerder niet volgen in het standpunt dat eiser zich overal in Jemen zou kunnen vestigen, zonder nadere toelichting en onderbouwing hiervan. Er wordt immers geen vestigingsalternatief tegengeworpen. Dat hij eerder teruggekeerd is naar Jemen en zich heeft kunnen handhaven is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te kunnen nemen dat eiser dit thans opnieuw kan doen. Voor zover verweerder het standpunt inneemt dat eiser kan terugkeren naar het gebied waar het familiehuis staat, is ter zitting duidelijk geworden dat het huis in Aden staat. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven niet specifiek naar de veiligheidssituatie in Aden te hebben gekeken.
Het nieuwe Algemeen Ambtsbericht over Jemen
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat het besluit niet rust op een draagkrachtige motivering, omdat verweerder het nieuwe Algemeen Ambtsbericht over Jemen van april 2025 (AAB 2025) er niet bij heeft betrokken. Dit blijkt namelijk niet uit de besluitvorming en ook ter zitting heeft verweerder desgevraagd niet kunnen aangeven of en hoe het AAB 2025 is meegenomen. Nu deze informatie ten tijde van de besluitvorming beschikbaar was, heeft verweerder, door deze informatie niet kenbaar mee te nemen, niet voldaan aan zijn verplichting om op eisers asielaanvraag te beslissen in het licht van actuele landeninformatie. De rechtbank wijst er in dit kader op dat Algemene Ambtsberichten gelden als zeer gezaghebbende bronnen in de asielprocedure en dus voor verweerder zwaar mee moeten wegen
.Een beoordeling naar de meest actuele situatie is des te meer van belang in landen met mogelijk zeer veranderlijke (gewelds)situaties, zoals thans het geval is in Jemen. Dat eiser pas ter zitting concrete passages uit het nieuwe ambtsbericht heeft aangewezen die voor hem relevant zouden zijn, neemt niet weg dat het aan verweerder was om reeds ten tijde van het besluit uit eigen beweging een afweging te maken over in hoeverre het nieuwe ambtsbericht van invloed is op het besluit op eisers asielaanvraag. Ook daarom is het beroep gegrond.
De gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eisers asielrelaas wel ongeloofwaardig mocht vinden waar het gaat om zijn problemen met de autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten. Zo mocht verweerder ongerijmd vinden dat eiser jarenlang veilig heeft kunnen leven en zich kon bewegen in Jemen terwijl hij gezocht werd door de regering. Verweerder mocht ook ongerijmd vinden dat eisers problemen met leden van de latere regering pas jaren na eisers eerste discussie met hen zijn ontstaan, terwijl eiser die discussie als de oorzaak van zijn problemen aanwijst. Eiser heeft ook niet kunnen concretiseren waarom hij de oproep heeft gekregen om bij de politie te verschijnen, ook niet na herhaaldelijk doorvragen. [8] Hiermee is niet duidelijk geworden of de oproep te maken heeft met eisers uitingen of met andere redenen. Eiser heeft ook enkel op vermoedens gebaseerd dat hij wordt gezocht vanwege zijn reis naar Sanaa en dat de autoriteiten hem beschuldigen van de moord op [naam] . Eiser heeft in zijn aanvullende gronden naar voren gebracht dat een reis naar Sanaa uitgelegd zal worden als pro-Houthi, met verwijzing naar nieuwsberichten over andere incidenten. De rechtbank is echter van oordeel dat hieruit niet volgt dat eiser zelf in de negatieve aandacht staat. Verweerder mocht op grond van het voorgaande concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij gezocht wordt door de autoriteiten en waarom.
Moesten de geloofwaardig geachte elementen tot inwilliging leiden?
10. Verweerder hoefde eisers aanvraag ook niet in te willigen op basis van alleen de geloofwaardig geachte elementen, namelijk eisers politieke overtuiging en zijn deelname aan een demonstratie in Nederland. De rechtbank volgt verweerder namelijk in zijn betoog dat met eisers aanwezigheid bij de demonstratie nog niet gegeven is dat eiser om die reden wordt gezocht in Jemen. Uit het feit dat in de krant heeft gestaan dat deelnemers worden aangemerkt als pro-houthi en daarom als vijand, volgt nog niet dat eiser in verband wordt gebracht met de demonstratie. Ook de foto’s die eiser heeft overgelegd en op zitting heeft laten zien, bevestigen weliswaar zijn aanwezigheid, maar niet dat dit is opgemerkt door de autoriteiten. Uit de door eiser ter zitting aangevoerde landeninformatie [9] blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat de Jemenitische autoriteiten de sociale media van burgers in het buitenland in de gaten houden. De aangehaalde passage gaat namelijk over het monitoren van de sociale media van demonstranten binnen Jemen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er al met al geen concrete indicaties dat eiser op dit moment in de negatieve belangstelling staat vanwege zijn deelname aan een demonstratie in Nederland. Er zijn naast de demonstratie geen andere manieren naar voren gekomen waarop eiser in Nederland politiek actief is geweest. Ook eisers politieke meningen op zichzelf geven geen aanleiding om een risico aan te nemen. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat niet is gebleken dat eiser een risico loopt bij terugkeer vanwege zijn politieke overtuiging of activiteiten in Nederland.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit in strijd is met de motiveringsplicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
11.1.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,-. [10]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Zie pagina 11 van het verslag nader gehoor.
9.Zie pagina 88 van het Algemeen Ambtsbericht Jemen van april 2025.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.