In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 9 mei 2025 en was onderwerp van eerdere toetsing door de rechtbank op 10 juni 2025. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 16 juli 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting behandeld zou worden. De rechtbank heeft beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig was, waarbij zij de relevante wetgeving, de Vreemdelingenwet 2000, in acht heeft genomen. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring, en verklaart het beroep van de eiser ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en de minister hoeft de proceskosten van de eiser niet te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.