Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. K.P.E. van Tulden, had een aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen op 16 december 2024 als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Tijdens de procedure heeft de rechtbank ambtshalve beoordeeld of er sprake was van procesbelang. De minister heeft op 20 juni 2025 meegedeeld dat eiser sinds 11 juni 2025 geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 27 juni 2025 aangegeven dat er sinds 13 januari 2025 geen contact met eiser is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland zocht.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de mogelijkheid tot indienen van een verzetschrift is aangegeven.