ECLI:NL:RBDHA:2025:13650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL24.46466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, heeft op 15 november 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij Irak heeft verlaten vanwege bedreigingen die voortvloeien uit de werkzaamheden van zijn broers voor de Amerikanen. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag op 8 november 2024 afgewezen, omdat de identiteit van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 mei 2025 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn identiteit en dat er meerdere aliassen bekend zijn. De rechtbank oordeelt dat de gestelde problemen onvoldoende zijn onderbouwd met documenten en dat de verklaringen van eiser geen samenhangend geheel vormen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij analfabeet is en dat dit invloed heeft op de registratie van zijn gegevens, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de ongeloofwaardigheid van zijn identiteit te weerleggen.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit van eiser niet aannemelijk is gemaakt. Hierdoor is ook niet aannemelijk dat eiser in familierechtelijke betrekking staat tot zijn gestelde broers. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46466

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 1993 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 15 november 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser legt daaraan ten grondslag dat hij Irak in 2009 heeft verlaten vanwege dreigementen die voortvloeien uit de werkzaamheden die zijn broers voor de Amerikanen hebben verricht. Via sociale media ontvangt hij ook in Europa bedreigingen.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eisers gestelde identiteit niet geloofwaardig is. Deze is onvoldoende onderbouwd met documenten en eiser heeft daarvoor geen goede uitleg: hij heeft wisselend verklaard over zijn paspoort en identiteitskaart. Er zijn verder 15 aliassen van eiser bekend, wat eiser evenmin afdoende heeft weten te verklaren. Hierdoor kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd. De gestelde problemen zijn onvoldoende met documenten onderbouwd en eisers verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Ten slotte dragen volgens het bestreden besluit ook het feit dat eiser zich in Europa 13 keer heeft gemeld voor asiel, dat hij daarbij meerdere malen de uitkomst hiervan niet heeft afgewacht en dat hij met onbekende bestemming is vertrokken uit Nederland eraan bij dat eiser op hoofdlijnen niet geloofwaardig is.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder onvoldoende rekening houdt met het feit dat eiser analfabeet is en niet kan verifiëren op welke wijze de verschillende autoriteiten zijn gegevens hebben genoteerd. Alle namen zijn fonetisch zeer gelijkend aan de door hem opgegeven naam. Dat de geboortedata afwijken kan hem niet worden verweten. Verder heeft eiser in beroep een tweetal afschriften van de burgerlijke stand overgelegd, welke door zijn moeder zijn aangevraagd. Daarnaast stelt eiser dat verweerder onvoldoende waarde toekent aan een overgelegde video waarin eiser met naam en toenaam wordt genoemd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser zijn gestelde identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. De omstandigheid dat eiser analfabeet is, kan niet zonder meer verklaren dat eisers geboortedatum en nationaliteit herhaalde malen afwijkend zijn geregistreerd. De in beroep overgelegde documenten zijn geen identificerende documenten. Evenmin komt aan deze documenten voldoende indicatieve bewijswaarde toe. Zo vermelden de documenten, in afwijking van de bij de aanvraag gedane opgave, als geboortedatum [datum 2] 1988. Ook zijn andere familiegegevens handmatig aan de documenten toegevoegd. Eisers toelichting dat de geboortedatum op zijn verzoek in strijd met de waarheid in de officiële registratie is opgenomen, draagt niet bij aan de bewijswaarde van de documenten. Verder valt niet in te zien waarom eiser eerst in beroep met deze verklaring komt. Voor zover eiser, onder verwijzing naar een e-mail van 16 september 2024 van Vluchtelingenwerk Nederland, stelt dat hij nu niet meer aan originele documenten kan komen, doet dat niet af aan het voorgaande. De niet met bewijs gestaafde opmerking in de e-mail dat eiser in persoon bij de Iraakse ambassade zou moeten verschijnen maakt overigens nog niet aannemelijk sprake is van bewijsnood.
5. Verweerder heeft gelet op het bovenstaande niet ten onrechte geoordeeld dat de door eiser gestelde identiteit ongeloofwaardig is. In zijn algemeenheid geldt dat een asielmotief volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. Nu eisers identiteit niet aannemelijk is gemaakt, is daarmee in dit geval evenmin aannemelijk gemaakt dat hij in familierechtelijke betrekking staat tot zijn gestelde broers en dat hij persoonlijk wordt toegesproken in de overgelegde video.
6. Gelet hierop is de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond en is er geen reden voor een verdere bespreking van de beroepsgronden.
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.