ECLI:NL:RBDHA:2025:13572
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 juni 2025, waarbij de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 8 juli 2025, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres zich laten bijstaan door haar gemachtigde, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de lichte grond 4b niet aan de maatregel van bewaring ten grondslag is gelegd, wat door de minister op zitting is bevestigd. Eiseres heeft aangevoerd dat het onduidelijk is wanneer zij van het politiebureau naar het detentiecentrum is overgebracht, wat de controle op de duur van haar verblijf in de politiecel bemoeilijkt. De minister heeft echter aangetoond dat eiseres minder dan 24 uur in de politiecel heeft verbleven, wat door de rechtbank niet werd betwist.
Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in haar uitzetting, omdat er pas tien dagen na de inbewaringstelling een reisdocument is aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de stappen die zijn ondernomen, waaronder meerdere vertrekgesprekken en het indienen van een Terugname- & Overnameverzoek. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af.