ECLI:NL:RBDHA:2025:13520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL24.44732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Zuid-Sudanese vrouw en haar kind, met beoordeling van risico op willekeurig geweld bij terugkeer naar Zuid-Sudan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Zuid-Sudanese vrouw, beoordeeld. Eiseres heeft op 16 augustus 2022 een herhaalde aanvraag ingediend, na eerdere afwijzingen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing in stand kan blijven, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar zoon bij terugkeer naar Zuid-Sudan een reëel risico lopen op willekeurig geweld. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder, die stelt dat er in Zuid-Sudan sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld. Eiseres heeft geen persoonlijke omstandigheden kunnen aanvoeren die haar vrees voor geweld onderbouwen. De rechtbank heeft ook de belangen van het kind van eiseres in overweging genomen en concludeert dat verweerder voldoende aandacht heeft besteed aan deze belangen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiseres geen verblijfsvergunning krijgt en Nederland moet verlaten. Eiseres krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44732

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
mede ten behoeve van haar minderjarige kind,
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar zoon bij terugkeer naar Zuid-Sudan een risico lopen om slachtoffer te worden van willekeurig geweld, omdat er sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld en eiseres niet met persoonlijke omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat zij dit risico wel loopt. Verweerder heeft verder de belangen van het kind van eiseres voldoende betrokken. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 16 augustus 2022 een herhaalde aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2025 op zitting behandeld en ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nader te reageren op de door eiseres ingediende gronden die zien op de veiligheidssituatie in Zuid-Sudan en de positie van alleenstaande vrouwen in Zuid-Sudan. Verweerder heeft daarop op 3 maart 2025 een aanvullend besluit genomen.
2.3.
Op 17 maart 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.4.
Op 21 maart 2025 is het onderzoek ter zitting hervat en opnieuw geschorst, omdat de rechtbank de zaak naar de meervoudige kamer heeft verwezen. Daarbij is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. [1]
2.5.
Op 9 mei 2025 heeft verweerder (nogmaals) een verweerschrift ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit verweerschrift, gelet op zijn inhoud en strekking, worden gezien als een nader aanvullend besluit.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld bij een meervoudige kamer. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres, N. Ghulam als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 1] 1986 en de Zuid-Sudanese nationaliteit te hebben. Eiseres heeft een zoontje, [zoon] , geboren op [datum 2] 2018 en met de Zuid-Sudanese nationaliteit. Eind juni 2023 is de zwangerschap van eiseres vroegtijdig beëindigd en dit heeft haar kindje niet overleefd. Het overleden kindje van eiseres is in Nederland begraven.
3.1.
Eiseres heeft voor het eerst op 24 september 2019 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen in het besluit van 11 juni 2021 en tegen eiseres is een terugkeerbesluit uitgevaardigd. In de uitspraak van 29 maart 2022 heeft deze rechtbank het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard. [2] In de uitspraak van 12 mei 2022 heeft de Afdeling [3] in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. [4]
Huidige aanvraag
4. Eiseres heeft op 16 augustus 2022 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan haar opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de situatie in Zuid-Sudan is verslechterd. Daarnaast vreest eiseres bij terugkeer voor seksueel geweld en voor het leven van haar zoontje, omdat de familie van eiseres hem niet accepteert.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiseres de volgende afzonderlijke relevante asielmotieven benoemd:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Eiseres is verkracht in de nacht van 12 september 2017 waarna zij zwanger is geraakt en op [datum 2] 2018 in Nairobi (Kenia) is bevallen van een zoon;
Eiseres heeft stelselmatig problemen ondervonden van de zijde van haar oom vanwege haar zoon, hetgeen heeft geleid tot het vertrek uit Zuid-Sudan van eiseres.
Verweerder vindt de asielmotieven 1 en 2 geloofwaardig. Het derde asielmotief acht verweerder ongeloofwaardig. Dat staat in rechte vast.
5.1.
Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag gaf eiseres aan dat het weigeren van haar familie om haar kind te accepteren ook een reden is waarom zij opnieuw asiel heeft aangevraagd. Op de vraag of er wat dat betreft nog dingen zijn waarover zij nog niet eerder heeft verklaard, antwoordde eiseres dat er wat dat betreft geen ontwikkelingen zijn. Er bestaat voor verweerder dan ook geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen dan in de vorige. Verder is er ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen over de vraag of eiseres een alleenstaande vrouw is.
5.2.
Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Eiseres loopt bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade, enkel door haar aanwezigheid. Eiseres heeft ook met haar individuele omstandigheden niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Zuid-Sudan een reëel risico op schade loopt. De asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder g van de Vw. Eiseres krijgt geen reguliere verblijfsvergunning. Daarnaast moet zij Nederland onmiddellijk verlaten en krijgt een inreisverbod van 2 jaar.
Waar richt het beroep zich tegen?
6. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiseres mede betrekking op de aanvullende besluiten van 3 maart 2025 en 9 mei 2025.
6.1.
Omdat verweerder aanvullende besluiten heeft moeten nemen, staat vast dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent. Om die reden is het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit al gegrond en wordt dit besluit vernietigd.
6.2.
In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met de wijzigingen in de aanvullende besluiten in stand kunnen blijven.
Moet de procedure worden aangehouden?
7. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door verweerder gehanteerde werkwijze onredelijk is, onzorgvuldig dan wel strijdig met (Europese) wetgeving, richtlijnen of rechtspraak. Door eiseres is ook niet geconcretiseerd in welk opzicht de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Europese recht. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, besloten heeft prejudiciële
vragen te stellen over de geloofwaardigheidsbeoordeling, [5] maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
De ondertekening van het besluit en de opleiding van de beslisambtenaar
8. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 november 2024 en 6 december 2024, [6] van oordeel dat er aan het besluit geen gebreken kleven op de punten ondertekening van het besluit en opleiding van de beslisambtenaar. Ook zonder handtekening is het besluit voldoende kenbaar en toetsbaar voor eiseres. Voorts is er geen grond voor het oordeel dat niet zou zijn voldaan aan artikel 10, derde lid, aanhef en onder c, van de Procedurerichtlijn [7] omdat de betreffende beslisambtenaar onvoldoende is opgeleid om een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder een nieuw voornemen moeten uitbrengen na de eerdere intrekking?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was een nieuw voornemen uit te brengen nadat het besluit van 6 juni 2023 door verweerder was ingetrokken. De rechtbank is namelijk van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Dat artikel noopt er alleen toe dat indien na het uitbrengen van het voornemen tot afwijzen van een asielaanvraag nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden of al bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders gewogen of beoordeeld moeten worden, de vreemdeling, alvorens afwijzend op de aanvraag wordt beslist, eerst nog door verweerder in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. In het nieuwe besluit zijn er enkel meer rapportages betrokken en is de besluitvorming meer gericht op het gebied waar eiseres vandaan komt. Om die reden gaat de rechtbank er niet vanuit dat er na het voornemen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die bekend werden of al bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de eiseres anders gewogen of beoordeeld hadden moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is eiseres een alleenstaande vrouw?
10. De rechtbank stelt voorop dat deze rechtbank zich in de uitspraak van 29 maart 2022 al eerder heeft uitgelaten over de vraag of eiseres een alleenstaande vrouw is. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat verweerder niet geloofwaardig heeft hoeven achten dat eiseres alleenstaand is en dat verweerder ook niet gehouden was om onderzoek te doen naar de juistheid van de gegevens in het visumdossier van eiseres, waaruit blijkt dat eiseres gehuwd is. Deze uitspraak staat in rechte vast.
10.1.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij wel een alleenstaande vrouw is, een verklaring van haar nicht en twee verklaringen van de Zuid-Sudanese ambassade in België overgelegd.
10.1.1.
De verklaring van de nicht van eiseres is op 14 september 2022 opgemaakt in de rechtbank in Juba. Daarin staat dat de nicht van eiseres ten overstaan van de rechtbank heeft verklaard dat eiseres ongehuwd is en in Nederland verblijft. Verweerder heeft zich daarover op het standpunt mogen stellen dat aan deze verklaring niet de waarde kan worden toegekend die eiseres eraan gehecht wenst te hebben, omdat de nicht van eiseres geen onafhankelijke partij is en eiseres ook niet heeft toegelicht hoe zij aan dit document is gekomen, hoe de procedure eruit heeft gezien en of aan het document een officiële status kan worden verleend. Eiseres heeft ook geen andere officiële documenten overgelegd om aan te tonen dat zij niet gehuwd is.
10.1.2.
In de verklaring van 30 december 2024 schrijft de ambassade dat eiseres een ongehuwde vrouw is met een kind, en verwijst daarbij naar de eerdergenoemde verklaring van de nicht van eiseres. In de verklaring van 13 maart 2025 bevestigt de ambassade dat zij hun conclusie hebben getrokken naar aanleiding van de verklaring van de nicht van eiseres. Nu er door de Zuid-Sudanese ambassade in België geen eigen onderzoek is gedaan naar de burgerlijke staat van eiseres, volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij ongehuwd is en dat er niet van de gegevens van haar visumdossier kan worden uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [8] ?
11. De rechtbank stelt voorop dat vaststaat dat er in Zuid-Sudan sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict dat willekeurig geweld teweeg brengt zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Tussen partijen is echter in geschil welke gradatie van willekeurig geweld aan de orde is, zoals bedoeld in paragraaf C2/3.3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Eiseres stelt dat gradatie a aan de orde is, namelijk een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat gradatie c aan de orde is, namelijk een relatief lager niveau van willekeurig geweld.
11.1.
In beroep is door beide partijen veel landeninformatie overgelegd. Enkele van de stukken die verweerder heeft overgelegd zijn ACLED [9] rapporten van onder andere 10 maart 2023 [10] , 12 april 2023 [11] , 6 september 2023 [12] , 13 februari 2025 [13] een rapport van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) van 24 oktober 2024 en 24 januari 2025. [14] Eiseres heeft verwezen naar onder andere een rapport van de UNHCR [15] , meerdere berichten van UNMISS [16] van bijvoorbeeld oktober 2024, 18 februari 2025, 28 maart 2025, 16 april 2025, 17 april 2025, 25 april 2025, 5 mei 2025 en 6 januari 2025.
11.2.
Uit paragraaf C2/3.3.3.2 van de Vc blijkt dat bij het beoordelen van het niveau van willekeurig geweld in ieder geval de volgende elementen in samenhang worden gewogen, indien er informatie beschikbaar is over die elementen:
  • de vraag of partijen bij het conflict oorlogsmethoden hanteren die de kans op burgerslachtoffers vergroten of burgers als doel nemen;
  • de vraag of het gebruik van die methoden wijdverbreid is bij de strijdende partijen;
  • de vraag of het geweld wijdverbreid is of plaatselijk;
  • de vraag of er een veiligheidsstructuur aanwezig is;
  • de intensiteit van de gewapende confrontaties en het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten;
  • de aantallen doden, gewonden en ontheemden onder de burgerbevolking ten gevolge van de strijd.
11.3.
De rechtbank merkt op dat verweerder in het aanvullend besluit van 9 mei 2025 op alle punten gemotiveerd is ingegaan. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat niet is gebleken dat het geweld in het gebied waar eiseres vandaan komt, Central Equatoria, wijdverspreid is, waarbij ook van belang is dat het geweld de afgelopen jaren is afgenomen. Daarbij komt dat veel van dat geweld opportunistisch, etnisch of crimineel is, wat minder gewicht in de schaal legt. Daarnaast heeft verweerder kunnen afleiden uit de bronnen dat niet altijd onderscheid te maken is tussen slachtoffers van gewapend geweld en andere vormen van geweld. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het totaal aantal slachtoffers ook niet leidt tot substantieel hogere getallen. Hoewel het overzicht van incidenten van verweerder wegens eenzijdig geweld en/of criminaliteit in zoverre geen inzicht geeft in de oorlogsmethoden van strijdende partijen bij een internationaal of binnenlands gewapend conflict dat willekeurig geweld teweeg brengt, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er anders ook geen blijk wordt gegeven van speciale oorlogsmethodieken die worden ingezet die de kans op burgerslachtoffers vergroten. Verweerder heeft ook kunnen betrekken dat er een neerwaartse trend is voor wat betreft het aantal burgerslachtoffers door geweld en dat het aantal burgerslachtoffers (251) afgezet tegenover het bevolkingsaantal in Central Equatoria (ongeveer 1.6 miljoen) relatief laag te noemen is. Het aantal gewonden wordt niet geregistreerd en het aantal ontheemden legt niet ten onrechte beperkt gewicht in de schaal, omdat er ook andere oorzaken zijn voor het aantal ontheemden dan het willekeurig geweld binnen gewapende conflicten. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op die verhoudingen, het aantal slachtoffers relatief laag is. Verweerder heeft ook uit de bronnen kunnen afleiden dat er in ieder geval een basale veiligheidsstructuur aanwezig is.
11.4.
De rechtbank merkt op dat uit de door eiseres overgelegde landeninformatie geen (significant) andere cijfers blijken dan de cijfers die verweerder heeft betrokken. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat in het kader van de humanitaire situatie in Zuid-Sudan dient te worden betrokken dat er op grote schaal sprake zou zijn van het doelbewust en het op grote schaal hinderen van humanitaire hulp door de overheid, en dat dat als oorlogswapen zou worden ingezet. Hoewel uit de overgelegde landeninformatie wel blijkt dat er veel hulpverleners omkomen, blijkt niet uit de landeninformatie dat dit door de overheid wordt toegepast als oorlogswapen of dat de overheid dit geweld vergroot. Verder blijkt uit de door eiseres overgelegde landeninformatie dat er grote zorgen bestaan in Zuid-Sudan sinds de arrestatie van de vicepresident, maar niet dat er sinds de arrestatie een toename is van willekeurig geweld of het aantal burgerslachtoffers.
11.5.
Verweerder heeft gelet op het voorgaande het standpunt kunnen innemen dat niet is gebleken dat het enkel aanwezig zijn in Central Equatoria leidt tot het risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld door een internationaal of binnenlands conflict, maar dat sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld. Dat betekent dat eiseres slechts onder het toepassingsbereik van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn valt, als zij aannemelijk kan maken dat zij ondanks dit relatief lager niveau van willekeurig geweld wegens persoonlijke omstandigheden een reëel risico loopt hier het slachtoffer van willekeurig geweld te worden bij terugkeer.
11.6.
Eiseres heeft in dat kader aangevoerd dat zij een alleenstaande vrouw is met een minderjarig kind, waardoor zij geen bescherming kan krijgen van een man. Zij heeft verder aangevoerd dat zij en haar zoon jaren buiten Zuid-Sudan zijn geweest. Verder is seksueel geweld een groot probleem.
11.7.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Zuid-Sudan het slachtoffer zal worden van willekeurig geweld. Dat eiseres een alleenstaande vrouw is wordt, zoals eerder overwogen, niet gevolgd. De overige aangevoerde individuele elementen zijn onvoldoende om tot de conclusie te komen dat zij en haar zoon alsnog een reëel risico lopen om slachtoffers te worden van willekeurig geweld. De beoordeling van het risico voor de zoon van eiseres leidt niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de belangen van het kind voldoende betrokken?
12. De rechtbank stelt vast dat er op 17 maart 2025 een verweerschrift is ingediend waarin is ingegaan op de belangen van het zoontje van eiseres en in het aanvullende besluit van 9 mei 2025 is hier verder aandacht aan besteed. Gelet op de motiveringen in het verweerschrift en het laatstgenoemd aanvullende besluit is de rechtbank van oordeel dat verweerder kenbaar en afdoende op de belangen van het kind is ingegaan. Verweerder is daarbij ingegaan op de veiligheidsvraag ten aanzien van het zoontje van eiseres en heeft voldoende gemotiveerd waarom van hem verwacht mag worden dat hij zich bij terugkeer aanpast aan de omgeving. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat de zoon van eiseres een reëel risico loopt op rekrutering. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Zuid-Sudan?
13. Eiseres heeft een beroep gedaan op artikel 3 van het EVRM [17] op dezelfde gronden als het beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank is van oordeel, gelet op het voorgaande, dat dit beroep niet leidt tot het oordeel dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Had er een korter inreisverbod opgelegd moeten worden?
14. De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde omstandigheid dat haar doodgeboren kindje in Nederland is begraven geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder geen inreisverbod voor de duur van twee jaar op heeft mogen te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Gelet op hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 7 tot en met 14 ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Dat betekent dat eiseres geen verblijfsvergunning krijgt. Eiseres krijgt wel een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzitter, mr. E.P.W. van de Ven en mr. E. van Kampen, leden, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp - Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL24.44733.
2.Zaaknummer: NL21.9552.
3.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zaaknummers: 202202007/1/V1 en 202202007/2/V1.
5.Tussenuitspraak van 7 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:136 en 139).
7.Richtlijn 2013/32/EU.
8.Richtlijn 2011/95/EU.
9.Armed Conflict Location & Event Data.
10.ACCORD, South Sudan, year 2022: Update on incidents according to the Armed Conflict Location & Event Data project (10 maart 2023).
11.ACCORD, South Sudan, year 2022: Update on incidents according to the Armed Conflict Location & Event Data project (12 april 2023).
12.ACCORD, South Sudan, second quarter 2023: Update on incidents according to the Armed Conflict Location & Event Data project (6 september 2023).
13.ACLED (Armed Conflict Location & Event Data), Data Export tool, South-Sudan periode 1 januari 2023- 31 januari 2025, Excel bestand gegenereerd op 13 februari 2025.
14.United Nations Security Council, Situation in South Sudan, Report of the Secretary General, S/2024/776, 24 oktober 2024, pp. 4-5,
15.UNHCR, UNHCR position on returns to South Sudan – Update IV (mei 2024).
16.United Nations Mission in South Sudan.
17.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.