ECLI:NL:RBDHA:2025:13107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.26558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 17 februari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende heeft toegelicht welke stappen zijn ondernomen om eiser op een medisch verantwoorde wijze uit te zetten naar Marokko. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 3 juni 2025 een verzoek om voorlopige voorziening tot uitstel van vertrek op medische gronden afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek en dat er geen aanleiding is voor een ander oordeel. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.26558
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: K. Kanters).

Procesverloop

De minister heeft op 17 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij gronden ingediend en heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage en een verweerschrift overgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 mei 2025 (in de zaak NL25.21762) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Over hetgeen eiser heeft aangevoerd overweegt de rechtbank als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
5. Uit de voortgangsgegevens blijkt het volgende. De Marokkaanse autoriteiten hebben op 5 juni 2025 een laissez passer verstrekt ten behoeve van eisers uitzetting en eiser zal op 30 juni 2025 onder begeleiding van een medische escort worden uitgezet naar Marokko. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in zijn verweerschrift van 20 juni 2025 voldoende toegelicht welke stappen zijn ondernomen om eiser op een medisch verantwoorde wijze uit te zetten naar Marokko. Verder merkt de rechtbank op dat deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 3 juni 20251 het verzoek om
een voorlopige voorziening tot uitstel van vertrek op medische gronden op grond van artikel 64 van de Vw, heeft afgewezen. Dat nog niet is beslist op het bezwaarschrift in die procedure staat, gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juni 2025, niet aan uitzetting in de weg. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is in eisers geval of dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Lichter middel en detentiegeschiktheid
6. De rechtbank verwijst naar wat zij hierover heeft overwogen in haar uitspraak van 3 maart 2025 (NL25.7504), rechtsoverweging 6 en 8, en haar uitspraak van 18 april 2025 (NL25.16611), rechtsoverweging 5. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgronden slagen niet.

Ambtshalve toetsing

7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.