In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend om bij een familielid te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 december 2023 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd op 24 december 2024 afgewezen, wat leidde tot het indienen van een beroep door eiseres.
De rechtbank heeft geoordeeld dat een zitting niet nodig was en partijen toestemming heeft gevraagd om de zitting achterwege te laten. In de beoordeling van de zaak concludeert de rechtbank dat het beroep gegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 15 juli 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat het gemaakte onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 907,00, en moet het griffierecht van € 194,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 mei 2025.