ECLI:NL:RBDHA:2025:12911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.25073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, de minister van Asiel en Migratie, had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank behandelde het beroep op 4 juli 2025, waarbij eiser niet aanwezig was. Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser op 16 juni 2025 niet was verschenen op een vertrekgesprek en op 17 juni 2025 als aan het toezicht onttrokken was geregistreerd. De gemachtigde van eiser had geprobeerd contact met hem op te nemen, maar zonder succes. De rechtbank concludeerde dat eiser geen prijs meer stelde op bescherming in Nederland, omdat hij geen contact meer onderhield met zijn gemachtigde en niet had laten weten waar hij verbleef. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en kreeg eiser geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25073

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

[v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Sahin),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imani).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de asielaanvraag) niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Duitsland internationale bescherming heeft.
Eiser heeft op 4 juni 2025 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL25.25074), op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A. Alkir, als waarnemer van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder. Eiser is niet verschenen.
Het onderzoek is geschorst om verweerder de gelegenheid te bieden de stukken te overleggen waaruit blijkt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, en de gemachtigde van eiser om hierop te reageren. De rechtbank heeft het onderzoek op 11 juli 2025 gesloten met (impliciete) toestemming van partijen.

Overwegingen

Procesbelang
1. Verweerder heeft de rechtbank tijdens de zitting geïnformeerd dat eiser volgens informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 16 juni 2025 zonder opgave van reden niet is verschenen op het vertrekgesprek en zich niet op de betreffende locatie bevond. Verweerder heeft ook meegedeeld dat eiser op 17 juni 2025 is geregistreerd als aan het toezicht onttrokken, en dat eiser, als hij alsnog wordt aangetroffen, in bewaring zal worden gesteld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard als eisers gemachtigde geen contact meer met hem onderhoudt. Na de zitting heeft verweerder de betreffende stukken in het dossier geüpload. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 7 juli 2025 bericht dat hij eiser naar aanleiding van de zitting meerdere keren heeft gebeld en een e-mail heeft gestuurd, maar dat eiser hier niet op heeft gereageerd. Hij heeft de rechtbank verzocht het onderzoek te sluiten en uitspraak te doen.
2. Als de vreemdeling die in Nederland internationale bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Op basis van een melding dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken mag het beroep dus niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus kan worden aangenomen dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de richtinggevende uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Hij heeft niet aan verweerder of zijn gemachtigde laten weten waar hij verblijft en onderhoudt verder ook geen contact meer met zijn gemachtigde. Onder deze omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.