ECLI:NL:RBDHA:2025:12723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.4959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hansen-Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en vergewisplicht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres op 2 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 augustus 2023 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 6 februari 2024 door de rechtbank gegrond werd verklaard, omdat de minister niet aan zijn vergewisplicht had voldaan. De rechtbank oordeelde dat het advies van MediFirst niet inzichtelijk en concludent was, en dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met de medische en psychische klachten van eiseres. Op 6 januari 2025 heeft de minister opnieuw de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat ook dit besluit niet voldeed aan de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister wederom niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, omdat het nieuwe advies van MediFirst niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4959

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal)
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 2 juli 2021 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft bij besluit van
14 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 6 februari 2024 [1] heeft deze rechtbank en zittingsplaats het door eiseres tegen dat besluit van de minister ingediende beroep gegrond verklaard. De minister heeft met het bestreden besluit van
6 januari 2025 de aanvraag van eiseres wederom afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Wat er aan deze procedure voorafging
2. Bij besluit van 14 augustus 2023 heeft de minister de aanvraag van eiseres afgewezen. De minister volgt eiseres niet in de door haar gestelde problemen, omdat zij heeft nagelaten op hoofdlijnen aannemelijke en consistente verklaringen hierover af te leggen. Nu eiseres voorafgaand aan het nader gehoor is onderzocht door een arts van MediFirst en deze arts tot de conclusie is gekomen dat eiseres kon worden gehoord, meent de minister dat van de verklaringen van eiseres mag worden uitgegaan. Hoewel de minister de asielaanvraag heeft afgewezen, heeft de minister op grond van artikel 64 van de Vw [2] wel voorlopig uitstel van vertrek verleend aan eiseres.
3. Bij uitspraak van 6 februari 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het door eiseres tegen het besluit van 14 augustus 2023 ingestelde beroep gegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat de minister [3] niet aan haar vergewisplicht heeft voldaan, omdat het MediFirst-advies niet inzichtelijk en concludent is. Uit het advies blijkt namelijk niet welke onderzoeksactiviteiten zijn verricht, welke medische stukken bij het advies zijn betrokken en of rekening is gehouden met de medische stukken die door eiseres in het geding zijn gebracht. Daarnaast kan uit het advies niet worden afgeleid wanneer, hoe lang en onder welke omstandigheden het onderzoek heeft plaatsgevonden, of eiseres daarbij in persoon is gezien en of dit in aanwezigheid van een tolk is geweest. De rechtbank stelde voorts vast dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor meermaals heeft aangegeven dat het lichamelijk niet goed met haar ging, dat zij erg emotioneel werd en verklaard heeft over suïcidale gedachtes. In de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft de gemachtigde van eiseres ook gewezen op de medische en psychische klachten van eiseres. Deze gang van zaken, in combinatie met het gebrek aan onderbouwing in het MediFirst-advies, hadden naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zijn voor de minister om ter zake navraag en/of nader onderzoek te (laten) doen. Nu de minister dit niet heeft nagelaten heeft hij niet voldaan aan de vergewisplicht en heeft hij het MediFirst-advies niet zonder meer aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen, aldus de rechtbank.
Het bestreden besluit
4. Op 6 januari 2025 heeft de minister een nieuw besluit genomen waarin hij de aanvraag wederom heeft afgewezen. Eiseres is, voorafgaand aan het aanvullend gehoor van 2 augustus 2024, op 3 juni 2024 opnieuw is gezien door MediFirst. Uit de rapportage van de arts blijkt dat eiseres gehoord kan worden, mits er rekening wordt gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten. Uit het verslag van het aanvullend gehoor blijkt volgens de minister, evenals uit de verslagen van de eerdere gehoren, dat met deze klachten door de contactambtenaar rekening is gehouden, waardoor aan eiseres voldoende ruimte is gegeven om haar verhaal te vertellen en de spanning zoveel mogelijk weg te nemen. Het is echter aan eiseres om haar relaas naar voren te brengen en daarbij mag van haar verwacht worden dat zij coherent verklaard. Mocht eiseres van mening zijn geweest dat ze niet gehoord kon worden, had het op haar weg gelegen om een contra-expertise in te dienen. In het besluit van 6 januari 2025 wordt aan eiseres wel voorlopig uitstel van vertrek verleend, in afwachting van een beslissing op de ambtshalve beoordeling van artikel 64 Vw.
5. Bij apart besluit van 18 februari 2025 heeft de minister eiseres op grond van artikel 64 van de Vw uitstel van vertrek verleend voor de duur van een jaar. Het uitstel geldt voor de periode van 17 januari 2025 tot 17 januari 2026.
Gronden
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat tijdens de gehoren onvoldoende rekening is gehouden met haar referentiekader. Het onderzoek van MediFirst is daartoe onvoldoende en is slechts een momentopname. Bovendien had MediFirst niet de beschikking over het dossier van de psycholoog van eiseres die de diagnose PTSS, depressiviteit en een psychose heeft vastgesteld. Voorts is geen rekening gehouden met haar culturele achtergrond, leeftijd, opleidingsniveau en de omstandigheid dat zij al achttien jaar geleden is vertrokken uit Azerbeidzjan.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister met het bestreden besluit van 6 januari 2025 niet heeft voldaan aan de door de rechtbank in haar uitspraak van 6 februari 2024 gegeven opdracht.
7.1.
Zoals de rechtbank in haar uitspraak destijds heeft overwogen, dient het MediFirst-advies ertoe om de medische omstandigheden in kaart te brengen die van invloed zijn op het vermogen van de asielzoeker om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren. Dit is in het geval van eiseres met name van belang, omdat de minister heeft tegengeworpen dat zij geen aannemelijke en consistente verklaringen heeft afgelegd en daarin aanleiding heeft gezien om de asielaanvraag van eiseres af te wijzen. In de uitspraak van 6 februari 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat aan dient te worden gegeven welke onderzoeksactiviteiten zijn verricht en welke medische stukken zijn betrokken bij het advies en op welke wijze, zodat duidelijk is waarop de adviezen zijn gebaseerd. Daarnaast moet worden aangegeven hoe lang en onder welke omstandigheden het onderzoek heeft plaatsgevonden en of eiseres in persoon is gezien en of dat is gebeurd in aanwezigheid van een tolk.
7.2.
De rechtbank concludeert dat met het nieuwe advies van MediFirst van 3 juni 2024 niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank. Daarbij stelt de rechtbank allereerst vast dat hoewel in uit het nieuwe advies van MediFirst blijkt dat eiseres in persoon is gezien niet is gebleken onder welke omstandigheden dat is geweest en evenmin of daarbij een tolk betrokken was. De minister heeft dit ook ter zitting erkent. De enkele niet onderbouwde stelling dat het logisch is dat er een tolk aanwezig moet zijn geweest is naar het oordeel van de rechtbank, bezien in het licht van de eerdere uitspraak, onvoldoende. Alleen hierom al heeft de minister, door het nieuwe advies van MediFirst aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen, niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank.
7.3.
De rechtbank stelt verder vast dat in het MediFirst-advies van 28 februari 2023, hoewel niet staat aangegeven welke stukken zijn gebruikt, wel nadrukkelijk staat aangegeven dat er medische documenten zijn meegenomen. De rechtbank heeft in de uitspraak geoordeeld dat inzicht moet worden gegeven in welke documenten zijn betrokken bij de beoordeling en op welke wijze. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet van zorgvuldigheid getuigt om in het nieuwe advies de beschikbare medische stukken geheel buiten beschouwing te laten. De enkele stelling dat het niet nodig is om medische informatie op te vragen, omdat voldoende informatie beschikbaar is uit eigen onderzoek, geeft gezien de in de uitspraak gegeven opdracht en het feit dat bij het eerder MediFirst-advies wel documenten zijn betrokken, onvoldoende inzicht in de vraag waarom in dit advies schriftelijke medische informatie niet zou behoeven te worden meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat het MediFirst-advies van 3 juni 2024 niet inzichtelijk en concludent is. Door dit advies aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen heeft de minister wederom niet voldaan aan de op haar rustende vergewisplicht.

Conclusie en gevolgen

8. Het vorenstaande brengt mee dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de minister binnen acht weken een nieuw besluit neemt op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hansen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Destijds de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid.