ECLI:NL:RBDHA:2024:1294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.27755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Azerbeidzjaanse nationaliteit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een vrouw van Azerbeidzjaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 2 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 14 augustus 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, omdat het MediFirst-advies dat aan de afwijzing ten grondslag lag, niet inzichtelijk en concludent was. Eiseres had aangevoerd dat haar psychische toestand, waaronder PTSS en depressiviteit, niet adequaat was meegenomen in de beoordeling van haar asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat het MediFirst-advies niet duidelijk maakt welke onderzoeksactiviteiten zijn verricht en welke medische stukken zijn betrokken, waardoor de staatssecretaris niet kon concluderen dat eiseres in staat was om coherent en consistent te verklaren.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de tekortkomingen in de eerdere beoordeling. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1750,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming rondom asielaanvragen, vooral wanneer er sprake is van psychische klachten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27755

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 2 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 14 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat haar echtgenoot werkzaam was als journalist bij de Musavat krant. Als gevolg van zijn werkzaamheden is hij gedetineerd geweest voor een jaar, waarna hij het land gedwongen moest verlaten. Doordat eiseres heeft geprobeerd haar man te bezoeken, maar na weigering de president heeft uitgescholden, is zij vervolgens zelf drie maanden in bewaring gesteld.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen als gevolg van werkzaamheden echtgenoot.
De staatssecretaris heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen over de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Het relevante element over de problemen als gevolg van de werkzaamheden van de echtgenoot heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft daarom geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.
6. Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft de staatssecretaris voorlopig uitstel van vertrek verleend aan eiseres. Het voorlopig uitstel geldt in beginsel voor de periode van 14 augustus 2023 tot 14 februari 2024. Deze periode kan worden verkort als eerder op de ambtshalve beoordeling wordt beslist.
Mocht de staatssecretaris zich baseren op eiseres haar verklaringen tijdens de gehoren?
8. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres voorafgaand aan het nader gehoor op 28 februari 2023 is onderzocht door een arts van MediFirst. Deze arts heeft klachten geconstateerd, maar de conclusie was dat eiseres kon worden gehoord. De staatssecretaris stelt dat hij aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Afdeling) [1] mag hij er namelijk in beginsel vanuit gaan dat een overeenkomstig het Protocol Medisch Advies Horen en Beslissen (Protocol) opgesteld advies vakkundig en zorgvuldig tot stand is gekomen. Voorts acht de staatssecretaris het MediFirst-advies naar inhoud inzichtelijk en concludent. Daarom heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hij ervan uit mocht gaan dat eiseres kon worden gehoord en dat van eiseres mocht worden verwacht dat zij ten minste op hoofdlijnen aannemelijke en consistente verklaringen kon afleggen, hetgeen zij heeft nagelaten. Tijdens het nader gehoor is bovendien rekening gehouden met de beperkingen zoals vermeld in het advies van MediFirst. Datzelfde geldt voor het aanmeldgehoor, waarbij de vragen die eiseres in eerste instantie niet begreep voldoende zijn herhaald en geherformuleerd. De staatssecretaris stelt dat eiseres geen andersluidend deskundigenadvies heeft ingebracht om het MediFirst-advies te weerspreken en uit de door haar overgelegde medische stukken blijkt ook niet dat eiseres onmiskenbaar niet gehoord kon worden.
8.1.
Eiseres stelt dat haar verklaringen uit het aanmeld- en nader gehoor buiten beschouwing moeten worden gelaten. Zij voert hiertoe aan dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht en nader onderzoek had moeten doen naar aanleiding van eiseres haar verklaringen en overgelegde medische stukken. Het korte MediFirst onderzoek is volgens eiseres niet voldoende om vast te kunnen stellen of zij kon worden gehoord. MediFirst beschikte bovendien niet over het dossier van haar psycholoog dat op 22 juni 2023 naar de staatssecretaris is toegezonden, waaruit volgens eiseres blijkt dat bij haar PTSS, depressiviteit en een psychose zijn vastgesteld. In het MediFirst-advies staat ook niks vermeld over deze diagnoses en hier is dan ook geen rekening mee gehouden bij de besluitvorming. Daarnaast stelt eiseres dat het rapport is opgesteld door een verpleegkundige die daartoe niet de benodigde kennis heeft. Het nader gehoor vond ook pas twee maanden later plaats, terwijl het advies een momentopname betreft. Eiseres stelt verder dat het MediFirst-advies plaatsvond na het aanmeldgehoor, terwijl het ten tijde van het aanmeldgehoor zowel lichamelijk als mentaal niet goed met haar ging. Hiertoe voert eiseres aan dat uit het rapport van het aanmeldgehoor blijkt ook dat zij vragen meerdere malen niet heeft begrepen of dat zij antwoorden gaf die niet aansloten op de gestelde vragen. Eiseres stelt dat zij in zowel in het aanmeldgehoor als in het nader gehoor dusdanige warrige en tegenstrijdige antwoorden heeft gegeven dat niet anders geconcludeerd kan worden dat dat zij niet in staat was om verklaringen af te leggen. De gemachtigde van eiseres heeft (onder andere in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor) op de psychische problemen van eiseres gewezen en aangegeven dat zij warrig overkomt tijdens gesprekken. Gelet op het voorgaande stelt eiseres dat de staatssecretaris nader had moeten onderzoeken, dan wel alsnog moet onderzoeken, of zij in staat is (geweest) om te worden gehoord over haar asielmotieven.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep slaagt. Volgens vaste jurisprudentie is een advies van MediFirst een deskundigenadvies en moet de staatssecretaris, indien en voor zover hij dat advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Als de staatssecretaris heeft voldaan aan deze op hem rustende vergewisplicht, kan eiseres de uitkomst van dat advies alleen bestrijden door overlegging van een andersluidend deskundigenadvies. [2]
8.3.
De rechtbank volgt eiseres dat de staatssecretaris niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, omdat het MediFirst-advies niet inzichtelijk en concludent is. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat het MediFirst-advies - ook blijkens de aanhef van het advies - ertoe dient om de medische omstandigheden in kaart te brengen die van invloed zijn op het vermogen van de asielzoeker om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren. De rechtbank acht dit met name van belang nu de staatssecretaris aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij heeft nagelaten aannemelijke en consistente verklaringen af te leggen. Uit het advies blijkt echter niet welke onderzoeksactiviteiten zijn verricht en ook niet welke medische stukken bij het advies zijn betrokken. Weliswaar is in het advies aangegeven dat er medische klachten zijn en dat er medische informatie is geraadpleegd, maar hoewel op dit punt in het advies is verwezen naar de “onderzoeksactiviteiten” bij de beantwoording van vraag 3d, ontbreekt een overzicht van onderzoeksactiviteiten in het advies. Niet duidelijk is dus welke medische stukken bij het advies zijn betrokken en of ook rekening is gehouden met de medische stukken die door eiseres in het geding zijn gebracht. Nu niet is aangegeven welke onderzoeksactiviteiten zijn uitgevoerd, is niet duidelijk waar de adviezen in het rapport op gebaseerd zijn. Daarnaast kan uit het advies ook niet worden afgeleid wanneer en hoe lang en onder welke omstandigheden het onderzoek heeft plaatsgevonden, of eiseres daarbij in persoon is gezien en of dit in aanwezigheid van een tolk is geweest. Informatie hieromtrent ontbreekt in het advies. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor meermaals heeft aangegeven dat het lichamelijk niet goed met haar ging, dat zij erg emotioneel werd en verklaard heeft over suïcidale gedachtes. In de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft de gemachtigde van eiseres ook gewezen op de medische en psychische klachten van eiseres. Deze gang van zaken in combinatie met het gebrek aan onderbouwing in het MediFirst-advies hadden naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zijn voor de staatssecretaris om ter zake navraag en/of nader onderzoek te (laten) doen. Doordat de staatssecretaris dit niet heeft gedaan heeft hij niet voldaan aan de vergewisplicht en heeft hij het MediFirst-advies niet zonder meer aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
8.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. Aan de beoordeling van de vraag of eiseres de conclusie van MediFirst met de door haar overgelegde medische informatie voldoende heeft kunnen bestrijden, en in hoeverre de staatssecretaris het tweede relevante element ongeloofwaardig heeft kunnen bevinden wordt thans niet toegekomen.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het hiervoor overwogene is het beroep gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om mogelijkheid tot herstel te bieden of om de rechtsgevolgen in stand te laten dan wel zelf op de aanvraag te beslissen. Het is immers aan de staatssecretaris om opnieuw onderzoek te doen naar de vraag of eiseres kan worden gehoord en of zij in staat is om coherent, consistent en gedetailleerd te verklaren over haar asielmotieven. De staatssecretaris zal daarom binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
11. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.