ECLI:NL:RBDHA:2025:12714
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1995 en van Ugandese nationaliteit, heeft op 1 april 2025 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser voert aan dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat zijn aanvraag door Nederland behandeld moet worden, omdat hij getraumatiseerd is en psychologische hulp nodig heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld, ondanks het feit dat de gemachtigde van eiser niet verschenen was op meerdere zittingen.
De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat Tsjechië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Tsjechië die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.