3.5.Bewijsoverwegingen
De lichamelijke staat van [slachtoffer] in de nacht en vroege ochtend van 5 augustus 2024?
De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat zijn vrouw op 5 augustus 2024 tussen 00.30 uur en 01.30 uur voor het laatst voeding heeft gegeven aan [slachtoffer] en zijn tweelingzusje [naam] . Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier dat er toen iets mis was met [slachtoffer] . De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] omstreeks 01.30 uur in normale doen was.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie op 10 en 11 augustus 2024 verklaard dat [slachtoffer] na het voeden door zijn vrouw ongeveer 4 of 5 uur geslapen heeft. Op grond van zijn verklaring stelt de rechtbank voorts vast dat op 5 augustus 2024 om iets voor 06.00 uur [naam] wakker werd, omdat zij honger had. Uit de verklaring van de verdachte en zijn telefoongegevens blijkt verder dat hij om 05.59 uur zijn vrouw heeft gebeld om te vragen of zij hem kon helpen met het voeden van de tweeling. Hij kreeg geen gehoor, heeft een fles melk klaargemaakt en [naam] de fles gegeven. Vervolgens werd [slachtoffer] wakker en heeft de verdachte ook hem gevoed.
Over de staat van [slachtoffer] toen hij omstreeks 06.00 uur wakker werd, heeft de verdachte bij de politie op 10 en 11 augustus 2024 verklaard dat de ogen van [slachtoffer] open en duidelijk waren en dat hij huilde op de manier waarop hij huilt als hij honger heeft, [slachtoffer] heeft op een normale manier ongeveer tien slokjes van de melk genomen, met de hevigheid die hij aan de dag legt als hij honger heeft. Op de terechtzitting van 19 juni 2025 is de verdachte daar op teruggekomen en heeft hij verklaard dat [slachtoffer] vóór het drinken al bleek was, maar een paar slokken nam en zijn ogen half open had. De rechtbank gaat echter uit van de eerder afgelegde verklaringen van de verdachte bij de politie, nu die zijn afgelegd kort na 5 augustus 2024 en het gebeuren de verdachte toen nog vers in het geheugen stond. De rechtbank stelt dan ook vast dat [slachtoffer] omstreeks 05.59 uur in normale doen was en dat zijn lichamelijke staat goed was.
Wie was er op de hotelkamer bij [slachtoffer] ?
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij vanaf 01.30 uur alleen op de hotelkamer was met [slachtoffer] en zijn tweelingzusje [naam] . Zijn vrouw sliep in een andere hotelkamer met haar 13-jarige dochter. Uit het opsporingsonderzoek zijn geen aanknopingspunten gebleken die wijzen op een andere situatie. De rechtbank stelt vast dat er na 01.30 uur niemand anders bij [slachtoffer] en [naam] is geweest dan de verdachte.
Wanneer is de noodsituatie ontstaan?
De rechtbank gaat er als gezegd vanuit dat [slachtoffer] omstreeks 05.59 uur nog normaal functioneerde. De verdachte liep om 06.13 uur naar de receptie van het hotel om hulp te vragen. Kort daarna is in de op dat moment toevallig aanwezige ambulance de reanimatie gestart. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] om 06.13 uur in een klinische noodsituatie verkeerde.
Uit de bevindingen van de forensisch patholoog in bovengenoemd rapport concludeert de rechtbank dat het incident dat de klinische noodsituatie heeft veroorzaakt, zich heeft voorgedaan kort voordat de medische noodsituatie zich voordeed.
Op basis van voorgaande tijdslijn en de bevindingen van de forensisch patholoog, stelt de rechtbank vast dat de klinische noodtoestand van [slachtoffer] tussen 05.59 uur en 06.13 uur is ontstaan, toen de verdachte alleen met hem en zijn zusje op de hotelkamer aanwezig was.
Hoe is de klinische noodtoestand van [slachtoffer] veroorzaakt?
- Conclusies van de deskundigen
De forensisch patholoog stelt in bovengenoemd rapport vast dat de letsels niet kunnen worden toegeschreven aan medische oorzaken. Volgens de forensisch patholoog kunnen de letsels van [slachtoffer] alleen door trauma worden veroorzaakt. De forensisch patholoog maakt een onderscheid tussen accidenteel hoog-energetisch trauma en toegebracht ernstig hoofdtrauma (Abusive Head Trauma (AHT)). Accidentele oorzaken kunnen zijn een val van de trap, een vrije val van hoogte (1,5-2 meter) of een val van een hard voorwerp op het hoofd. Niet-accidenteel letsel of hoofdtrauma, oftewel AHT, is toegebracht hoofdtrauma door stomp (botsend) geweld op het hoofd (slaan, stompen, comprimeren, al of niet met/tegen structuren of voorwerpen), ernstig schudtrauma van het hoofd, door hevig en repeterend heen en weer (voor- en achterwaarts) en soms ook zijwaarts geschud. De hoofdletsels van [slachtoffer] wijzen eerder op toegebracht ernstig hoofdtrauma dan op accidenteel hoog-energetisch trauma. Korte tijd voor 5 augustus 2024 is er sprake geweest van één ernstig incident dat ernstig hoofdtrauma heeft veroorzaakt en tot de klinische (medische) noodsituatie en uiteindelijk overlijden van [slachtoffer] heeft geleid.
In de LOEF-rapportage (Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau) van 11 november 2024 wordt nadere duiding en interpretatie gegeven aan de letsels en medische bevindingen die zijn aangetroffen bij [slachtoffer] . Daarbij worden het bewustzijnsverlies, de epileptische aanvallen in het ziekenhuis, de subdurale bloedingen, een subgaleale bloeding en netvliesbloedingen betrokken. Volgens de deskundigen zijn er geen aanwijzingen voor een medische oorzaak of voor het ontstaan van het letsel bij de geboorte. De combinatie van letsels is waarschijnlijker onder de hypothese van niet-accidenteel letsel dan onder de hypothese van letsel dat accidenteel is ontstaan.
- Verslik-scenario van de verdachte
De verdachte heeft vanaf 5 augustus 2024 verklaard dat [slachtoffer] zich heeft verslikt tijdens het drinken van de melk. Hij heeft toen [slachtoffer] op de rug geklopt en met beide handen voor zich gehouden. De verdediging heeft aangevoerd dat het verslikken het letsel van [slachtoffer] kan verklaren en er geen sprake is van een geweldshandeling door de verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt. De deskundigen van de LOEF-rapportage stellen dat verslikking geen verklaring kan zijn voor het ontstaan van het letsel zoals dit bij [slachtoffer] is beschreven. Bij verslikking wordt verwacht dat er puntbloedingen ontstaan op de huid of in de slijmvliezen, als gevolg van de druk die bij verslikking in het hoofd en/of hoog in de borst ontstaat. Die verschijnselen die zouden passen bij verslikken zijn bij [slachtoffer] niet geconstateerd. Ook beschrijven de deskundigen dat bij een kort tijdsbestek van zuurstoftekort door verslikken geen netvliesbloedingen, geen subgaleale en/of subdurale bloedingen kunnen ontstaan. De bij [slachtoffer] aangetroffen letsels kunnen volgens de deskundigen dus niet verklaard worden door een kort moment van zuurstoftekort door verslikken.
De rechtbank neemt de conclusies van het LOEF over en maakt die tot de hare. Het letsel van [slachtoffer] kan hij niet hebben opgelopen door verslikken. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dit door het verdediging gevoerde verweer.
- Conclusie van de rechtbank
Voor de combinatie van bevindingen zoals bij [slachtoffer] aangetroffen, is volgens de deskundigen alleen ernstig hoofdtrauma een verklaring. Daaronder wordt verstaan hevig schudtrauma (acceleratie-deceleratie-impacttrauma op het hoofd), hevig stomp botsend geweld op het hoofd met
point of impactop de plek waar de subgaleale bloeding gevonden is, of een combinatie van schudden en hevig stomp botsend geweld. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de combinatie van letsels bij [slachtoffer] waarschijnlijker is ontstaan door niet-accidenteel (toegebracht) letsel dan door accidenteel letsel. De deskundigen van het LOEF hebben daarnaast verschillende hypotheses tegen elkaar afgewogen, waaronder de hypothese van verslikking/verstikking, heftig schudden en het kloppen op de rug van een baby door een volwassene. De combinatie van letsels is veel waarschijnlijker onder de hypothese van heftig schudden dan onder de hypothese van verslikking/verstikking. De combinatie van letsels is ook veel waarschijnlijker onder de hypothese van heftig schudden dan onder de hypothese van verzorgingshandelingen.
Op grond van de bevindingen van de forensisch patholoog en de deskundigen van het LOEF stelt de rechtbank vast dat het letsel niet veroorzaakt is door een ongeluk (accident). Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel aan [slachtoffer] toegebracht op 5 augustus 2024 tussen 05.59 uur en 06.13 uur door hevig schudden, uitoefening van hevig stomp botsend geweld op het hoofd, of een combinatie van beiden.
Wie heeft het letsel toegebracht?
Nu de verdachte met [slachtoffer] en [naam] alleen op de hotelkamer was en geen aannemelijke verklaring heeft gegeven ten aanzien van het letsel, stelt de rechtbank op basis van het voorgaande vast dat de verdachte het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht door hem te schudden en/of hevig stomp botsend geweld op zijn hoofd uit te oefenen, wat heeft geleid tot het latere overlijden van [slachtoffer] .
Is er sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] ?
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde doodslag te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat het opzet van de verdachte – al dan niet in voorwaardelijke zin – op de dood van [slachtoffer] was gericht. Het is niet vast komen te staan dat verdachte de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven, zodat er geen sprake is van vol opzet op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Hoewel onduidelijk is gebleven welke handelingen de verdachte precies heeft verricht, wijst het door de deskundigen beschreven letsel van [slachtoffer] op krachtig schudden, het toepassen van forse stomp botsend geweld tegen het hoofd, of een combinatie van beiden. Het toegebracht letsel was dermate ernstig dat [slachtoffer] is overleden. De kans dat een baby van drie maanden oud als gevolg van dergelijke handelingen overlijdt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Omstanders zouden deze handelingen direct als gevaarlijk voor een baby herkennen. Het handelen van de verdachte moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer] , dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer] .
Conclusie
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de primair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend is bewezen.