ECLI:NL:RBDHA:2025:12598
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van buitenlandbijdrage door het CAK in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een in Frankrijk woonachtige Nederlandse, en het Centraal Administratiekantoor (CAK). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het CAK waarin het bedrag aan buitenlandbijdrage dat zij over het zorgjaar 2021 te veel had betaald, werd verrekend met een nog te betalen bedrag over het zorgjaar 2019. Het CAK had vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 16,54 te veel had betaald voor 2021 en dat zij nog € 655,94 moest betalen voor 2019, wat resulteerde in een te betalen bedrag van € 639,40. Na bezwaar bleef het CAK bij zijn besluit en eiseres ging in beroep.
De rechtbank oordeelde dat zij zich moest beperken tot de beoordeling van het bestreden besluit en dat zij geen oordeel kon geven over de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar claims van machtsmisbruik. Eiseres, geboren in 1945, heeft recht op medische zorg in Frankrijk ten laste van Nederland, maar dit recht maakt haar ook bijdrageplichtig. De rechtbank concludeerde dat het CAK terecht de bedragen had verrekend en dat eiseres geen grond had om de juistheid van de jaarafrekeningen te betwisten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.