ECLI:NL:RBDHA:2025:12528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/09/680546 / HA RK 25-88
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoekster van Palestijnse afkomst met verblijf in Nederland

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een verzoekster die staatloosheid wilde laten vaststellen. De verzoekster, die op 1 november 2021 Nederland is ingereisd, had een verblijfsvergunning asiel gekregen, maar haar nationaliteit was niet vastgesteld en geregistreerd als 'onbekend'. De rechtbank ontving een verzoekschrift van de verzoekster, waarin zij vroeg om vaststelling van haar staatloosheid. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door L. Angela, adviseerde het verzoek toe te wijzen, wat de rechtbank aanleiding gaf om zonder mondelinge behandeling te beslissen.

De rechtbank heeft de feiten uit het dossier en de overgelegde documenten beoordeeld. De verzoekster had verschillende documenten overgelegd, waaronder een Syrisch reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en een huwelijksakte. De rechtbank stelde vast dat de verzoekster van Palestijnse afkomst was, maar dat Nederland de staat Palestina en de Palestijnse nationaliteit niet erkent, waardoor Palestijnen als staatloos worden beschouwd. Ook werd beoordeeld of de verzoekster de Syrische nationaliteit kon hebben, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet aannemelijk was.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat niet was gebleken dat de verzoekster door enige staat als onderdaan werd beschouwd, en stelde zij vast dat de verzoekster staatloos was. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 juli 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 25-88
Zaaknummer: C/09/680546
Datum beschikking: 11 juli 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 18 februari 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E. Besselsen te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: L. Angela.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 19 maart 2025 van de Staat;
- de brief van 9 mei 2025 van de Staat;
- de schriftelijke reactie van 21 mei 2025 van verzoekster.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoekster.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
  • Verzoekster is op 1 november 2021 Nederland ingereisd.
  • Aan verzoekster is een verblijfsvergunning asiel verleend met ingang van
  • De nationaliteit van verzoekster is niet komen vast te staan en is in de basisregistratie personen geregistreerd als ‘onbekend’.
  • Verzoekster is in het bezit van de volgende documenten welke op zijn gecontroleerd door Bureau Documenten van de IND dan wel de Koninklijke Marechaussee en echt zijn bevonden:
o Origineel Syrisch reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen;
o Origineel uittreksel geboorteregister;
o Origineel individueel uittreksel uit de burgerlijke stand voor Palestijnen (GAPAR) uit Syrië;
o Originele familieregistratiekaart van UNRWA;
o Originele huwelijksakte;
o Origineel familieboekje van de echtgenoot van verzoekster.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoekster onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
Relevante landen
De rechtbank ziet aanleiding om de Palestijnse Gebieden en Syrië in haar beoordeling over de staatloosheid van verzoekster te betrekken. Dit omdat verzoekster stelt van Palestijnse afkomst te zijn en zij haar hele leven, tot het inreizen in Nederland, in Syrië heeft verbleven.
Wordt verzoekster als onderdaan van de Palestijnse Gebieden beschouwd?
Gelet op de door verzoekster overgelegde documenten – welke documenten echt zijn bevonden – is het aannemelijk dat verzoekster van Palestijnse afkomst is. Hiertoe geldt het volgende.
Uit het ‘Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden’ (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina en dus ook de Palestijnse nationaliteit niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen daarom als staatloos.
Wordt verzoekster als onderdaan van Syrië beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië (decreet 276 uit 1969; bevestiging hiervan is te vinden in het ‘Algemeen Ambtsbericht Syrië’ (mei 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) kan de Syrische nationaliteit onder andere worden verkregen door afstamming van een Syrische vader. Een moeder kan naar Syrisch nationaliteitsrecht haar nationaliteit alleen doorgeven in het geval het kind is geboren in Syrië en de vader het kind niet heeft erkend. Van deze situaties is in dit geval niet gebleken, zodat het niet aannemelijk is dat verzoekster de Syrische nationaliteit via haar vader of moeder kan hebben verkregen.
Uit de Werkinstructie volgt dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Verzoekster is gehuwd met een man met de Syrische nationaliteit. Uit voornoemde werkinstructie volgt dat een niet-Syrische vrouw op basis van een huwelijk met een Syrische man een naturalisatieverzoek kan indienen. Uit de overgelegde documenten blijkt niet dat verzoekster in Syrië is genaturaliseerd.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoekster beschikt over de nationaliteit van Syrië.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoekster door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoekster kan worden vastgesteld.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat verzoekster staatloos is.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2025.