ECLI:NL:RBDHA:2025:12480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL25.18838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 juli 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 30 juni 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft eiseres beroep ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het '8+8 wekenmodel' en heeft bepaald dat in dit geval, gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, een kortere beslistermijn passend is.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op aan de minister. Indien de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit neemt, moet zij een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18838

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 30 juni 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [2] Eiseres heeft de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Dat heeft de minister niet gedaan en eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [7] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [8]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eiseres een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
9.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.