ECLI:NL:RBDHA:2025:12475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
rekestnummers: NL:TZ:2500399:R-RK en NL:TZ:2500400:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een problematische schuldensituatie met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, [bedrijf], omdat deze niet akkoord ging met zijn schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een schuldenlast van € 18.046,22 aan dertien schuldeisers, waarvan de meerderheid wel instemde met zijn voorstel. De rechtbank heeft op 7 juli 2025 geoordeeld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de gemeente Leiden en dat het onredelijk is dat [bedrijf] weigert in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] zich in een problematische schuldensituatie bevindt en dat zijn voorstel het maximaal haalbare is, gezien zijn huidige financiële situatie en inspanningen om zijn schulden af te lossen. De rechtbank heeft het verzoek om een dwangakkoord toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat het dwangakkoord een gunstiger resultaat biedt voor de schuldeisers. De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2500399:R-RK en NL:TZ:2500400:R-RK
vonnis van 7 juli 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijf] , vertegenwoordigd door [naam 2] & [naam 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [bedrijf] ,
verweerster.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 18.046,22 aan dertien schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Leiden heeft hij voor het laatst op 4 februari 2025 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang en de gewone schuldeisers een uitkering wordt aangeboden van 0%. Dit aanbod is gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam 1] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan de schuldeisers) eventueel hoger kan uitvallen.
1.2.
[bedrijf] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De schuld aan [bedrijf] bedraagt € 2.077,31. Dat is 11,51% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige twaalf schuldeisers hebben het aanbod wel aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijf] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 30 juni 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 4] en [naam 5] , schuldhulpverleners van de gemeente
Leiden,
- [naam 6] , beschermingsbewindvoerder van Puur Budget.
2.2.
[bedrijf] is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.
2.3.
De uitspraak is bepaald op 7 juli 2025.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijf] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en spant hij zich in om meer afloscapaciteit te krijgen. Wanneer de afloscapaciteit stijgt komt dit gelet op de aard van het voorstel ten goede aan de schuldeisers. De heer [naam 1] kan niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan. De schuldeisers worden tijdens de uitvoering van het minnelijk traject op de hoogte gehouden van relevante ontwikkelingen.
3.2.
[bedrijf] heeft op 24 juni 2025 schriftelijk verweer gevoerd. Samengevat stemt zij om de volgende redenen niet in met de aangeboden schuldregeling. De vordering is niet te goeder trouw ontstaan. Gelet op de omvang van de schuldenlast is geen sprake van een problematische schuldensituatie. Het is voor de heer [naam 1] mogelijk meer afloscapaciteit te realiseren.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [bedrijf] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Leiden. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Problematische schuldenlast
4.6.
Gelet op het inkomen van de heer [naam 1] en de omvang van de schulden staat vast
dat deze schuldenlast problematisch is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.7.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod is gebaseerd op de inkomsten van de heer [naam 1] , die thans op onregelmatige basis als bezorger werkt en een (aanvullende) PW-uitkering ontvangt. De heer [naam 1] is actief op zoek naar fulltime werk. Vanuit de gemeente Leiden start hij per 21 juli 2025 met een re-integratie traject. Op de zitting is door schuldhulpverlening te kennen gegeven dat erop wordt toegezien dat de heer [naam 1] tijdens het traject (en daarna) fulltime werkt, dat wil zeggen tenminste 36 uur per week. Het minnelijk traject zal worden verlengd indien blijkt dat niet fulltime wordt gewerkt. Gelet op de aard van het aanbod komt een stijging van de inkomsten ten goede aan de schuldeisers. De heer [naam 1] heeft sinds 23 april 2024 beschermingsbewind en wordt ook in financieel opzicht begeleid. De financiële situatie is stabiel en de vaste lasten worden betaald.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.8.
De overgrote meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 88,49% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [bedrijf] .
4.9.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. In de aangeboden schuldregeling houdt de gemeente Leiden gedurende de looptijd toezicht op de inkomsten en uitgaven van de heer [naam 1] , zodat gewaarborgd is dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Van het bedrag dat de heer [naam 1] spaart, worden de kosten voor schuldbemiddeling afgetrokken. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject.
Overige argumenten van [bedrijf]
4.7.
baseert haar weigering tot medewerking aan een minnelijke schuldregeling onder meer op de wijze waarop de vordering is ontstaan. De vordering betreft een huurkoopovereenkomst voor een auto. Deze overeenkomst zou blijkens [bedrijf] door de heer [naam 1] zijn aangegaan terwijl hij wist of behoorde te weten dat hij de verplichtingen uit de overeenkomst niet na zou kunnen komen. De heer [naam 1] bestrijdt dit. De rechtbank gaat er vanuit dat in het kader van de belangenafweging van artikel 287a lid 5 van de Faillissementswet de aard van de vordering van de weigerende schuldeiser het belang van die schuldeiser bij diens weigering kan benadrukken, maar dat dit op zichzelf geen doorslaggevende rol hoeft te spelen. In deze zaak wordt aan de aard van deze vordering geen doorslaggevend gewicht toegekend. Ook hetgeen [bedrijf] verder naar voren heeft gebracht legt te weinig gewicht in de schaal.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [bedrijf] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.