ECLI:NL:RBDHA:2025:12471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
SGR 24/7688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren van een ambtenaar tegen schorsing en ontheffing uit functie

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, een majoor bij de Koninklijke Landmacht, die in beroep was gekomen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren tegen een uitnodiging voor een hoorzitting en een voordracht tot ontheffing uit haar functie. Eiseres was geschorst vanwege alcoholgebruik tijdens een oefening en twijfels over de juistheid van haar verklaring. De staatssecretaris van Defensie verklaarde de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen voor bezwaar vatbare besluiten waren genomen. Eiseres stelde dat de ondertekenaar van het bestreden besluit niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling, wat volgens haar strijdig was met het motiveringsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen procesbelang had bij de beoordeling van haar beroep, aangezien de uitnodiging en de voordracht geen besluiten waren in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Vermeulen),
en

de staatssecretaris van Defensie, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R.N. Bruin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van eiseres tegen de uitnodiging voor een hoorzitting op 26 januari 2024 en tegen de voordracht om haar uit haar functie te ontheffen van 21 februari 2024. De bezwaren van eiseres zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake is van voor bezwaar vatbare besluiten. Eiseres is hiertegen in beroep gekomen, omdat de ondertekenaar niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling van het bezwaarschrift.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Eiseres was werkzaam bij de Koninklijke Landmacht in de rang van majoor. Zij was commandant van de Stafcompagnie. Op 28 november 2023 heeft de plaatsvervangend commandant 13 Lichte Brigade (de plaatsvervangend Commandant) eiseres geschorst in het belang van de dienst [1] . De aanleiding voor de schorsing was gelegen in alcoholgebruik tijdens een oefening en twijfel over de juistheid en/of volledigheid van haar verklaring die zij daarover heeft gegeven. De plaatsvervangend Commandant achtte de deelname van eiseres aan de oefening niet langer verantwoord omdat zij met haar gedrag haar geloofwaardigheid als commandant van de Stafcompagnie ernstig heeft geschaad. Ook achtte de plaatsvervangend Commandant het niet wenselijk dat eiseres haar werkzaamheden op de kazerne elders voortzette tot hij nader onderzoek heeft kunnen doen naar de toedracht van het voorval. De plaatsvervangend Commandant heeft de maatregel van schorsing noodzakelijk en evenredig geacht. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.2.
Bij brief van 16 januari 2024 heeft de plaatsvervangend Commandant eiseres uitgenodigd voor een hoorzitting op 26 januari 2024. In de brief is uitgelegd dat een vijftal getuigen zijn gehoord om duidelijkheid te verkrijgen over de toedracht van het voorval. Deze verklaringen zijn bij de brief gevoegd. Toegelicht is dat uit die verklaringen het beeld is ontstaan dat het voorval tijdens de oefening niet op zichzelf staat, maar een gebeurtenis in een reeks van incidenten zou zijn geweest. Ten behoeve van de zorgvuldigheid heeft de plaatsvervangend Commandant het noodzakelijk geacht meer duidelijkheid te verkrijgen over de gebeurtenissen die aan het voorval vooraf zijn gegaan of daarmee verband houden. In dat kader heeft hij nogmaals een viertal getuigen gehoord. Hun verklaringen zijn ook bij de brief gevoegd. Verder is in de brief duidelijk gemaakt waarover zij zal worden gehoord. Het doel van het horen van eiseres was om te bezien of er redenen zijn om rechtspositionele maatregelen te nemen en te beoordelen of het belang van de dienst de schorsing nog langer vordert. Ook is zij in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken. Tegen deze uitnodigingsbrief heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3.3.
Ook heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de brief van de Commandant 13 Lichte Brigade van 21 februari 2024 waarmee hij verzoekt eiseres te ontheffen uit haar functie en haar te voorzien van een functie buiten 13 Lichte Brigade en de legerplaats [plaats] .
3.4.
De staatssecretaris heeft het bezwaar dat eiseres heeft ingediend tegen de uitnodiging voor de hoorzitting én het bezwaar dat zij heeft ingediend tegen de voordracht om haar uit de functie te ontheffen niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de staatssecretaris overwogen dat in beide gevallen geen sprake is van een voor bezwaar vatbaar besluit, nu beide brieven niet zijn gericht op rechtsgevolg. De uitnodigingsbrief is slechts informatief en met de voordracht tot ontheffing is eiseres nog niet ontheven uit haar functie. Dat is met het besluit van 18 maart 2024 gebeurd. Tegen dat laatste besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft de staatssecretaris overwogen dat beide bezwaren niet op de voorgeschreven wijze zijn ingediend.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat omdat de ondertekenaar niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling van het bezwaarschrift op 14 mei 2024 het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Zij beroept zich hierbij op een arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 [2] waaruit kort samengevat volgt dat in civiele procedures als hoofdregel heeft te gelden dat een uitspraak gedaan moet worden door het rechterlijk college in de samenstelling waarin partijen zijn gehoord. Zij wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State artikel 6 van het EVRM [3] van overeenkomstige toepassing heeft geacht in bestuursrechtelijke zaken.
Wat vindt de staatssecretaris van het beroep?
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen procesbelang is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres een procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat het haar gaat om reputatieherstel.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak is namelijk pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat betekent dat er aanleiding is om een (hoger) beroep inhoudelijk te beoordelen indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een reeds verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig zijn in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [4]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep niet betwist dat de uitnodiging voor de hoorzitting en de voordracht tot ontheffing geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb dan wel van een met een besluit gelijk te stellen andere handeling als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Eiseres heeft geen inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onder deze omstandigheden dan ook geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De situatie van eiseres wordt namelijk niet anders in het geval het bestreden besluit alsnog zou worden ondertekend door een persoon die namens het bevoegd gezag bij de hoorzitting aanwezig was, laat staan dat daarmee haar reputatie wordt hersteld, nog daargelaten het antwoord op de vraag of de ondertekening van het bevoegd gezag een gebrek in de besluitvorming oplevert. Een inhoudelijke beoordeling kan voor eiseres dan ook geen feitelijke betekenis hebben.

Conclusie en gevolgen

7. Eiseres heeft dus geen belang bij beoordeling van het beroep. Het beroep zal daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T.H. Janssen, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 34, tweede lid, onder c van het Algemeen militair ambtenarenreglement.
2.ECLI:NL:HR:2014:3076, r.o. 3.4.1. en 3.4.4.
3.Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635.