ECLI:NL:RBDHA:2025:12466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
25.28979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een Algerijnse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 8 april 2025 opgelegd en de rechtbank diende te beoordelen of het voortduren van deze maatregel rechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzetting van de eiser, die heeft aangegeven mee te willen werken aan zijn vertrek, mits zijn aanvraag voor een laissez-passer wordt ingewilligd. De rechtbank oordeelt dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn en dat de minister geen aanleiding heeft gezien om een lichter middel dan bewaring op te leggen. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28979

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. De minister heeft op 8 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
De minister heeft de rechtbank, door middel van een kennisgeving, van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister zijn daarbij verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst in de uitspraak van 25 april 2025. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in de voorgaande zaak op 18 april 2025 rechtmatig is.
Standpunt van eiser
4. Eiser voert aan dat de minister niet voortvarend genoeg handelt ten aanzien van zijn uitzetting. Eiser heeft in zijn vertrekgesprekken aangegeven mee te zullen werken aan zijn vertrek als de Algerijnse autoriteiten aan hem een lp [3] verlenen. Hierin had de minister aanleiding moeten zien om de aanvraag onder speciale aandacht van de Algerijnse autoriteiten te brengen.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije niet ontbreekt. [4]
6. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. In de periode vanaf 18 april 2025 is door de minister drie keer schriftelijk gerappelleerd. Ook zijn er op 8 mei 2025, 5 juni 2025 en 7 juli 2025 vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Eiser heeft weliswaar aangegeven mee te zullen werken als zijn lp-aanvraag wordt ingewilligd, maar verleent - zoals volgt uit onder meer het vertrekgesprek van 7 juli 2025 - verder geen medewerking aan zijn vertrek. Als eiser zijn vertrek wil bespoedigen, ligt het op zijn weg om documenten te overleggen voor de lp-aanvraag of een vrijwilligersbrief te schrijven voor een presentatie bij de autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser zich inspant om zijn vertrek te bespoedigen. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat, op dit moment, geen aanleiding wordt gezien om op individuele basis te rappelleren op de lp-aanvraag.
7. De rechtbank is tot slot van oordeel, dat de minister terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. Eiser heeft ook geen redenen naar voren gebracht waarin de minister aanleiding had moeten zien om aan eiser een lichter middel op te leggen.
8. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Laissez-passer.