ECLI:NL:RBDHA:2025:12414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL25.7106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een biseksuele vrouw uit Tanzania

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een biseksuele vrouw uit Tanzania behandeld. Eiseres, geboren op [geboortedatum], heeft op 9 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 26 juli 2021 afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 juli 2022, waarin het beroep van eiseres gegrond werd verklaard, heeft de minister op 22 januari 2025 opnieuw de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 25 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

Eiseres voert aan dat zij biseksueel is en dat zij in 2017 tijdens een bijeenkomst voor lhbti-personen is opgepakt en mishandeld. De minister heeft de geloofwaardigheid van haar seksuele gerichtheid en de problemen die zij als gevolg daarvan heeft ervaren, betwist. De rechtbank oordeelt dat de minister niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiseres summier en onvoldoende authentiek zijn. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan houden, maar verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, met de rechtsgevolgen in stand. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

De rechtbank benadrukt dat in zaken waarin lhbti-geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke verhaal van de vreemdeling. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij problemen ondervindt als gevolg van haar seksuele gerichtheid, en dat de minister de afwijzing van haar asielaanvraag terecht heeft gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Tanzaniaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens en zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Het beroep is ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 9 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het besluit van 26 juli 2021 afgewezen. Nadat het beroep van eiseres tegen dit besluit met de uitspraak van 22 juli 2022 gegrond is verklaard heeft de minister met het besluit van 22 januari 2025 opnieuw op de aanvraag beslist en deze weer afgewezen.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 januari 2025.
1.2.
Met de beschikking van 1 mei 2025 heeft de minister het besluit aangevuld en verzocht het beroep mede gericht te achten tegen het aanvullende besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister. Ook is een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij biseksueel is en dat zij op 15 september 2017 tijdens een bijeenkomst voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (lhbti) samen met andere deelnemers is opgepakt en meegenomen naar het politiebureau waar zij is mishandeld. Eiseres is op borgtocht vrijgelaten en zij is op 19 september 2017 vanuit Zanzibar naar een wijk in Dar es Salaam gegaan waar zij ruim een jaar bij een vriendin heeft verbleven. Nadat het wijkcomité op de hoogte was geraakt van haar geaardheid en de wijkchef daarover had ingelicht, kon eiseres niet langer bij haar vriendin onderduiken en moest zij de wijk verlaten. Eiseres heeft Tanzania met hulp van een reisagent op 12 november 2018 verlaten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
De seksuele gerichtheid van eiseres;
De problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid.
3.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn. De minister vindt de seksuele gerichtheid en de als gevolg daarvan ontstane problemen niet geloofwaardig. Hiertoe heeft de minister – kort samengevat – overwogen dat eiseres summier, oppervlakkig en niet overtuigend heeft verklaard over de ontdekking van haar gevoelens, over haar relaties met vrouwen en over discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. De verklaringen over de lhbti-gemeenschap zijn algemeen van aard genoemd. De ingediende verklaringen zijn onvoldoende bevonden om tot een ander besluit te komen.
3.2.
Met de beschikking van 1 mei 2025 heeft de minister de motivering van het bestreden besluit aangevuld. Daarbij is ingegaan op documenten die niet zijn meegenomen in het besluit. De minister ziet in deze documenten geen aanleiding om af te wijken van hetgeen er in het besluit van 22 januari 2025 is overwogen. Met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal de rechtbank het beroep mede gericht achten tegen het aanvullende besluit.
Had de minister eiseres opnieuw moeten horen?
4. Eiseres voert als eerste aan dat de minister haar aanvullend had moeten horen om tot een zorgvuldig besluit te komen. Er is immers tijd verlopen en iemand kan na verloop van tijd een ontwikkeling doormaken.
4.1.
De minister stelt dat er geen aanleiding was om eiseres aanvullend te horen omdat eiseres bij het nader gehoor (van 23 april 2021) en nadien voldoende gelegenheid heeft gehad om haar verklaring af te leggen. Omdat eiseres heeft verklaard dat zij ten tijde van dit gehoor al acht jaar wist over haar biseksuele gerichtheid, mocht van haar verwacht worden dat ze bij het nader gehoor aannemelijk kon verklaren. Eiseres heeft ook niet toegelicht of zij een ontwikkeling heeft doorgemaakt en zo ja, welke.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister eiseres niet opnieuw heeft hoeven horen. Eiseres heeft bij het nader gehoor en bij de correcties en aanvullingen voldoende gelegenheid gekregen om verklaringen af te leggen. Niet gebleken is dat bij het gehoor niet voldoende is doorgevraagd of dat er voor eiseres belemmeringen waren om te verklaren over de thema’s die voor de beoordeling van belang zijn. Eiseres heeft zelf verklaard dat zij ten tijde van het nader gehoor al lange tijd wist van haar biseksuele gerichtheid. De minister heeft in de door eiseres aangevoerde omstandigheden, waaronder activiteiten na het nader gehoor, geen reden hoeven zien om eiseres aanvullend te horen.
Heeft de minister de gestelde biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig kunnen vinden?
5. De rechtbank stelt voorop dat in zaken waarin een lhbti-geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit haar eigen ervaring met betrekking tot de gestelde seksuele gerichtheid. Daarbij moet rekening worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling. [1]
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres?
5.1.
Eiseres betwist het referentiekader [2] niet, maar stelt dat niet duidelijk is waarom van eiseres verwacht kon worden dat zij uitgebreider had kunnen verklaren. De minister heeft het referentiekader daarom volgens eiseres niet goed toegepast.
5.2.
De minister stelt zich op het standpunt dat het referentiekader volledig is, dat dit niet betwist wordt en dat het referentiekader op kenbare wijze in het voornemen en de beschikking is toegepast.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat het vastgestelde referentiekader door eiseres niet wordt bestreden. Wel is in geschil wat het referentiekader betekent voor wat redelijkerwijs van eiseres verwacht kan worden bij het afleggen van haar verklaringen. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres weliswaar stelt dat het referentiekader niet op de juiste manier bij de beoordeling is betrokken, maar dat zij in de beroepsgronden en ter zitting niet voldoende concreet heeft aangegeven op welke onderdelen van het voornemen en/of het bestreden besluit de minister het referentiekader niet of in onvoldoende mate heeft toegepast.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat van eiseres, gelet op het vastgestelde referentiekader, verwacht mocht worden dat zij persoonlijk en authentiek kon verklaren over haar gedachten, gevoelens en ervaringen. Dit betreft zowel de gestelde ontdekking van haar biseksuele gerichtheid als de relaties die zij stelt te hebben gehad. Eiseres was ten tijde van het nader gehoor 32 jaar en op dat moment al ruim tweeëneenhalf jaar in Nederland, waar biseksualiteit geaccepteerd is. De minister heeft bij het gehoor voldoende open vragen gesteld en eiseres de gelegenheid gegeven haar verklaringen nader toe te lichten. Ook heeft zij, in overeenstemming met het advies van het MediFirst, voldoende tijd gekregen om haar reacties op de gestelde vragen te overwegen en te verwoorden. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat de minister bij het gehoor en in (de voorbereiding van) het bestreden besluit niet genoeg rekening heeft gehouden met het referentiekader.
Heeft de minister de verklaringen van eiseres over haar biseksuele geaardheid summier en onvoldoende persoonlijk en authentiek mogen vinden?
5.5.
Eiseres stelt dat haar ten onrechte is tegengeworpen dat zij summier en onvoldoende diepgaand zou hebben verklaard over haar gevoelens en de ontwikkeling in haar seksuele identiteit. Zij stelt dat zij haar persoonlijke en authentieke verhaal heeft verteld. Dat zij dat niet heeft gedaan met gebruik van de woorden die de minister verwacht, betekent niet dat het geen persoonlijk en authentiek verhaal is.
5.6.
De minister betoogt dat in het voornemen en het bestreden besluit voldoende is toegelicht op welke punten eiseres summier, oppervlakkig en/of niet overtuigend heeft verklaard. De minister heeft daarbij onder andere overwogen dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over de ontdekking van haar gevoelens en dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de beleving van haar relatie met [naam 2] .
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister eiseres kunnen tegenwerpen dat zij summier en onvoldoende persoonlijk en authentiek heeft verklaard. Over de ontdekking van haar lesbische en biseksuele gevoelens heeft eiseres verklaard dat zij sinds haar twaalfde jaar ‘gevoelens’ of ‘gevoelens van liefde’ kreeg voor meisjes en dat zij meisjes aantrekkelijk vond. Verder heeft eiser verklaard dat zij vanaf haar veertiende een relatie had met een meisje dat zij via een dansgroep had leren kennen en vanaf haar zestiende ook met een jongen. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat van eiseres verwacht mocht worden dat zij over deze periode met meer diepgang had kunnen verklaren over haar gevoelens en wat deze voor haar betekenden. Eiseres heeft onvoldoende duidelijk gemaakt hoe ze deze periode heeft beleefd en hoe haar gevoelens waren toen ze volgens haar verklaring zowel een vriendin als een vriend had. Zij verklaart in algemene bewoordingen dat ze niets aan haar gevoelens kon veranderen, dat ze de relaties geheim moest houden en dat ze gevoelens van tevredenheid had. [3] De minister heeft voldoende onderbouwd waarom van eiseres verwacht kon worden hier meer over te vertellen dan zij heeft gedaan.
5.8.
Wat betreft de relatie met [naam 2] heeft de minister eiseres mogen tegenwerpen dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in deze relatie. In het voornemen heeft de minister beschreven waarom de verklaringen van eiseres algemeen zijn en onvoldoende inzicht geven in de persoonlijke gevoelens en gedachten. [4] De minister heeft daarbij van belang mogen vinden dat, als eiseres wordt gevolgd in haar verklaring, zij ten tijde van de relatie 25 jaar was en op dat moment al meer dan 11 jaar ervaring had met haar seksuele gerichtheid. Eiseres heeft ook verklaard dat zij met [naam 2] wilde trouwen. [5] Toch verklaart zij alleen dat zij ‘gevoelens van blijdschap’ kreeg en dat zij ‘gewoon blij’ was toen bleek dat [naam 2] haar leuk vond en van haar hield. Dat zij een relatie met een meisje kreeg, maakte eiseres ‘tevreden’. De relatie met [naam 2] heeft volgens eiseres bovendien enige jaren geduurd maar eiseres verklaart over de invulling van de relatie alleen dat zij samen uitgingen naar het park of naar feestjes, elkaar bij de dansavonden ontmoetten en elkaar advies gaven over het leven. Ook de verklaringen over hoe het voor eiseres was om bij gelegenheid wel te laten zien dat zij een relatie had met [naam 2] zijn niet overtuigend. Eiseres verklaart dat ze het leuk vond en dat ze zich dan vrij en tevreden voelde. De minister heeft deze verklaringen niet ten onrechte onvoldoende diepgaand gevonden.
5.9.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om de overwegingen van de minister te weerspreken. De rechtbank overweegt daarbij dat de minister in het aanvullend besluit alsnog is ingegaan op de door eiseres overgelegde verklaringen. De minister heeft daarmee deugdelijk gemotiveerd dat deze stukken en de verklaringen van eiseres over het bezoeken van bijeenkomsten van lhbti-belangenorganisaties niet voldoende zijn om de tekortschietende verklaringen van eiseres over haar persoonlijke beleving van haar gestelde geaardheid in positieve zin te compenseren. Daarbij is van belang dat eiseres niet heeft kunnen wegnemen dat haar verklaringen over haar eigen ervaringen ontoereikend zijn. [6]
Heeft de minister de problemen als gevolg van de gerichtheid ongeloofwaardig mogen vinden?
5.10.
Eiseres is in de beroepsgronden niet ingegaan op hetgeen de minister in paragraaf 3 van het voornemen heeft overwogen. De minister voert aan dat de ongeloofwaardigheid van het derde asielmotief daarmee vaststaat.
5.11.
De rechtbank oordeelt dat de minister in het voornemen voldoende heeft onderbouwd dat het asielmotief ‘Problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid’ ongeloofwaardig is. Eiseres heeft verklaard dat zij in september 2017 bij een bijeenkomst van lhbti-ers is gearresteerd en dat zij om die reden is gevlucht. Ter onderbouwing heeft zij een aantal documenten overgelegd. De minister heeft gesteld dat de documenten vanwege spelfouten en een onjuiste vermelding van een toepasselijk wetsartikel niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Eiseres heeft de fouten in de documenten niet weersproken, evenmin als de overige ongerijmdheden in de verklaringen over de reden voor de vlucht. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van het asielmotief onvoldoende draagkrachtig te vinden.
Slotsom
6. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres haar seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft weten te maken. Dat de gestelde problemen ook ongeloofwaardig zijn bevonden draagt bovendien bij aan de ongeloofwaardigheid van die gerichtheid. Hetgeen eiseres in beroep heeft ingebracht kan niet afdoen aan de door de minister gegeven uitleg en daaruit getrokken conclusie.
7. De minister heeft met de aanvullende beschikking van 1 mei 2025 het motiveringsgebrek hersteld. Omdat daarmee vaststaat dat het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb is geschonden zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand laten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, maar de rechtsgevolgen blijven in stand. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen geheel in stand blijven;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.184 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Zie bladzijde 2 van het voornemen van 5 januari 2024.
3.Bladzijde 14 Nader gehoor.
4.Zie paragraaf 2.2.
5.Zie bladzijde 16 van het Nader gehoor.
6.Zie onder andere de uitspraak van de ABRvS van 21 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1121.