ECLI:NL:RBDHA:2025:12284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de asielaanvraag van eiser, die was ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser had op 4 april 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 9 mei 2025 laten weten dat hij met onbekende bestemming is vertrokken, en zijn gemachtigde heeft op 15 mei 2025 bevestigd dat er geen contact meer is met eiser. De rechtbank heeft, in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, geoordeeld dat eiser niet langer prijs stelt op de internationale bescherming in Nederland. De rechtbank heeft het beroep zonder zitting afgedaan, omdat beide partijen toestemming hebben verleend voor deze procedure. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16152

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Meier).

Procesverloop

Met het besluit van 4 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting uitspraak.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij brief van 9 mei 2025 heeft verweerder meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 15 mei 2025 meegedeeld dat hij geen contact meer heeft met eiser. Omdat voor de behandeling van het beroep al een zitting was gepland op 31 juli 2025, is partijen gevraagd om toestemming te verlenen om het beroep zonder zitting af te doen. De gemachtigde van eiser heeft op 15 mei 2025 toestemming verleend en de gemachtigde van verweerder op 17 juni 2025.
2. Gelet hierop en de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. [1] Eiser heeft daarom geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.