ECLI:NL:RBDHA:2025:12280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL24.13197 en NL23.21059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor Turkse onderdaan wegens ontbreken geldige machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 25 juli 2024, waarin is vastgesteld dat het mvv-vereiste voor Turkse staatsburgers gerechtvaardigd is.

Eiser had op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 22 juni 2023 door verweerder afgewezen. Het bestreden besluit van 26 februari 2024 bevestigde deze afwijzing. Tijdens de zitting op 12 mei 2025 was eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het Turks associatierecht, omdat de aanscherping van het mvv-vereiste gerechtvaardigd is door dwingende redenen van algemeen belang.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, in aanwezigheid van griffier mr. S.L. Clemens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.13197 (beroep)
NL23.21059 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.N. Arikan)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing
van zijn aanvraag van 13 februari 2023 voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als zelfstandige’. Ook beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 22 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 februari 2024 naar aanleiding van het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorzienig op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is geboren op [datum] 1981 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag ingediend voor het verrichten van arbeid als zelfstandige
.Verweerder heeft eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning in het primaire besluit afgewezen omdat hij geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. Eiser voldoet volgens verweerder niet aan de voorwaarden uit paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en daarom is zijn uitzetting niet in strijd met het Turks associatierecht. Tegen eiser is ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd.

Het bestreden besluit

3. Verweerder heeft het bezwaar van eiser in het bestreden besluit ongegrond
verklaard. Verweerder volgt eiser niet in zijn stelling dat de aanvraag niet mag worden afgewezen omdat hij geen mvv heeft. Het op 1 oktober 2022 ingevoerde mvv-vereiste voor Turkse staatsburgers is een aanscherping in de zin van de standstillbepaling in artikel 41 van het Aanvullend Protocol. [1] Die aanscherping is volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) toegestaan als deze kan worden gerechtvaardigd. Dat is volgens verweerder het geval, omdat de aanscherping een rechtvaardiging vindt in dwingende redenen van algemeen belang, geschikt is om de verwezenlijking van de nagestreefde legitieme doelen te waarborgen en niet verder gaat dan noodzakelijk is om de doelen te verwezenlijken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de aanvraag dus kunnen afwijzen omdat eiser geen geldige mvv heeft. De rechtbank legt hieraan het volgende ten grondslag.
4.1.
Op 25 juli 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats in meervoudige samenstelling diverse uitspraken gedaan over de vraag of verweerder het mvv-vereiste mag tegenwerpen aan Turkse onderdanen die in Nederland een aanvraag hebben gedaan voor een verblijfsvergunning, met als doel: ‘arbeid als zelfstandige’. [2] De conclusie in deze uitspraken is dat verweerder het mvv-vereiste mag tegenwerpen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het beroep in die zaken ongegrond verklaard. De beroepsgronden die eiser in deze procedure op 18 april 2024 heeft aangevoerd, zijn geheel gelijkluidend aan de gronden die in bovengenoemde uitspraken zijn besproken en beoordeeld. Er zijn in deze zaak geen nadere beroepsgronden ingediend. De rechtbank verwijst daarom in deze uitspraak naar wat deze rechtbank en zittingsplaats in voornoemde uitspraken heeft geoordeeld.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen omdat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser ook het griffierecht niet terug.
6. Nu de rechtbank beslist op het beroep en dit ongegrond verklaart, is er geen reden
meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst
daarom het verzoek af.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopig voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor wat betreft de hoofdzaak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Aanvullend Protocol, ondertekend te Brussel op 23 november 1970 en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/72 van de Raad van 19 december 1972 (PB 1972, L 293, blz. 1).