ECLI:NL:RBDHA:2025:12256
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering opvang aan asielzoeker met reguliere verblijfsvergunning door COA
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025, onder zaaknummer AWB 25/13763, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om haar en haar minderjarige kind opvang te verlenen, behandeld. Eiseres, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, heeft zich op 17 april 2025 gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Ter Apel om een asielaanvraag in te dienen en heeft tegelijkertijd een verzoek om opvang ingediend bij het COA. Het COA heeft echter geweigerd opvang te verlenen, omdat eiseres volgens hen niet behoort tot de categorieën vreemdelingen die recht hebben op opvang op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het COA heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het COA terecht heeft geweigerd om opvang te verlenen. De rechtbank oordeelt dat eiseres, ondanks haar status als asielzoeker, niet voldoet aan de vereisten voor opvang zoals gesteld in de Rva 2005, omdat zij in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank wijst erop dat eiseres zich kan wenden tot de gemeente voor voorzieningen, zoals een uitkering en onderdak, indien zij niet zelf kan voorzien in haar levensonderhoud. Eiseres heeft aangevoerd dat zij om persoonlijke redenen geen beroep wil doen op de Participatiewet, maar de rechtbank stelt dat dit niet kan leiden tot een verplichting voor het COA om opvang te bieden.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit van het COA niet in strijd is met de Opvangrichtlijn en dat de beroepen op internationale verdragen, zoals het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het COA tot betaling van proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.814,- bedragen.