In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 30 januari 2025 uitspraak gedaan. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. K. Mohasselzadeh, heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 8 september 2023 is ingediend en dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 7 maart 2024 had moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiseres verweerder op 3 mei 2024 in gebreke gesteld en is het beroep op 24 september 2024 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000. Tevens worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 453,50.