ECLI:NL:RBDHA:2025:12158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
NL24.44423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met biseksuele geaardheid en vrees voor vervolging door Nigeriaanse autoriteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die biseksueel is en actief voor de Indigenous People of Biafra (IPOB), vreesde vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn activiteiten voor IPOB. De rechtbank behandelt de feiten en het procesverloop, waarbij de eiser eerder asiel had aangevraagd, maar zijn aanvraag was afgewezen omdat zijn lidmaatschap van IPOB niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank concludeert dat de vrees van de eiser voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, terecht heeft geoordeeld dat de biseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig is, omdat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en belevingen. De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44423

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.N.W. Jans).

Inleiding en procesverloop

De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 5 november 2024, waarbij verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser heeft afgewezen.
Eiser heeft op 19 november 2024 beroepsgronden ingediend. Op 11 maart 2025 heeft verweerder op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer: NL24.44424), op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D.K. Ehigiene als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en eiser in de gelegenheid gesteld om een aanvullend stuk te overleggen. Op 14 maart 2025 heeft eiser het aanvullende stuk overgelegd. Verweerder heeft bij brief van 20 maart 2025 gereageerd op het aanvullende stuk.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft gesloten.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Asielaanvragen
1.1.
Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987. Hij heeft eerst op 10 januari 2020 (Dublinprocedure) en 9 oktober 2020 asiel aangevraagd. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn lidmaatschap en activiteiten ten behoeve van de Indigenous People of Biafra (IPOB, een organisatie die streeft naar onafhankelijkheid van Biafra) in 2015 is vertrokken uit Nigeria. Hij stelt in februari 2015 te hebben deelgenomen aan een demonstratie waarbij zijn broer is doodgeschoten en waaraan eiser zelf een schotwond aan zijn schouder heeft overgehouden. Met het besluit van 30 augustus 2021 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser lid was van IPOB en hierdoor in Nigeria problemen heeft ervaren. Weliswaar volgt verweerder dat eiser sympathieën heeft voor de ideeën van IPOB, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft in de uitspraak van 29 september 2021 (zaaknummer NL21.14248), het door eiser ingediende beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bevestigd in hoger beroep bij uitspraak van 26 oktober 2021 (zaaknummers: 202106364/1/V2 en 202106364/2/V2).
1.2.
Op 9 mei 2022 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Daarover gaat deze uitspraak. Eiser heeft hieraan – samengevat – ten grondslag gelegd dat hij biseksueel en dat hij in Nederland actief is voor IPOB. Eerder durfde eiser, vanwege schaamte, niet te verklaren over zijn biseksuele geaardheid. In Nigeria schaamde eiser zich er ook voor: hij leefde in angst voor
Jungle Justice– een vorm van lynchen – en hij dacht dat hij een aparte jongen is die zich bezig hield met de verkeerde dingen. Op een dag kwam eiser in gesprek met zijn kamergenoot [persoon A] . Eiser kreeg met [persoon A] een relatie. De relatie eindigde toen [persoon A] door afkeurende omstanders werd gezien met een andere jongen. Een pastoor heeft tegen eiser gezegd dat hij een visie heeft gekregen dat eiser een relatie met een jongen had. Eiser was geschokt en vertelde de waarheid. De pastoor heeft eiser verteld dat hij met meisjes moest omgaan. Omdat eiser ook bang was om naar “de hel” te gaan heeft hij sinds 2004 tot zijn vertrek in 2015 geen relatie meer gehad met jongens of meisjes. In Nederland had eiser ook een relatie gehad met een jongen (ook genaamd [persoon A] ). Verder is eiser actief voor IPOB. Via Facebook en Twitter verspreidt eiser boodschappen, bijvoorbeeld informatie over wanneer protesten in Nederland plaatsvinden en wat IPOB-gelieerde personen in Nigeria zijn overkomen. In Nederland is eiser lid geworden van (een afdeling van) IPOB. Eiser betaalt contributie, gaat naar vergaderingen (en spreekt daar), heeft meerdere demonstraties bijgewoond en geholpen bij het opzetten van de IPOB-afdeling in Gilze. Volgens eiser is hij twee keer door een onbekend nummer gebeld, waarbij hem werd verteld dat de namen van IPOB-leden in Nederland worden doorgegeven aan de Nigeriaanse overheid en dat de leden van IPOB door de Nederlandse autoriteiten worden uitgezet naar Nigeria.
Het bestreden besluit
2.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende motieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiser is actief voor IPOB Nederland;
biseksuele geaardheid.
2.2.
Verweerder heeft het eerste en het tweede asielmotief geloofwaardig geacht. Het derde asielmotief niet. Volgens verweerder zijn het lidmaatschap en de activiteiten van eiser voor IPOB in Nederland onvoldoende om voor het vluchtelingschap in aanmerking te komen. Dit omdat (nog altijd) niet is gebleken dat eiser in de negatieve aandacht van de Nigeriaanse autoriteiten staat of zal komen te staan. Eisers biseksuele geaardheid acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen op de vier thema’s – opgenomen in de werkinstructie (WI) 2019/17 ‘Horen en beslissing in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’ – onpersoonlijk en algemeen zijn. Eiser heeft geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en belevingswereld. Ook verklaart hij wisselend. Er doet zich volgens verweerder geen asielgrond voor als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw). Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.

Beoordeling door de rechtbank

Geloofwaardigheid biseksuele geaardheid
3. Volgens eiser heeft verweerder het derde asielmotief, zijn biseksuele geaardheid, ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Referentiekader
4.1.
Eiser voert hiertoe ten eerste aan dat verweerder in het bestreden besluit geen rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Het enkele feit dat er zou zijn ingegaan op het gevoel van schaamte is nietszeggend. Er wordt ook geen rekening gehouden met het vermogen van eiser om zaken over zijn biseksuele geaardheid goed te benoemen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit wel kenbaar rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Daaronder vallen zijn persoonlijke omstandigheden, (culturele) achtergrond en leeftijd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622, en WI 2019/17).
Verweerder verwijst in dit kader terecht naar passages en tegenwerpingen uit het voornemen, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Verweerder heeft bijvoorbeeld in het voornemen (p. 4) betrokken dat eiser zich schaamde voor zijn seksuele gerichtheid, wat voor eiser reden was dat hij hierover niet in de eerste asielprocedure heeft verklaard. Verweerder heeft zich in dit kader niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet duidelijk wordt of hij zich nog altijd schaamt voor zijn seksuele geaardheid en hoe zijn mening daarover zich heeft ontwikkeld. Zo verklaart eiser: “
ik ben een aparte jongen die bezig is met verkeerde dingen”, maar ook verklaart eiser over zijn relatie met [persoon A] in Nigeria: “
toen was de schaamte weg bij mij […]. Ik hoef mij niet meer te schamen bij andere mensen, want wij zijn altijd bij elkaar.” Verweerder merkt verder niet ten onrechte op dat eiser ruim de tijd heeft gehad om over zijn biseksuele geaardheid na te denken (in Nederland), waardoor juist meer persoonlijke en uitgebreide verklaringen kunnen worden verwacht. Dit geldt des te meer nu eiser in Nederland een andere jongen heeft ontmoet die hem heeft laten weten dat hij niet bang hoefde te zijn om openlijk voor zijn seksuele geaardheid uit te komen (p. 22 gehoor opvolgende aanvraag). De verwachting van verweerder dat eiser kan vertellen wat het voor hem heeft betekend dat hij jarenlang zijn seksuele geaardheid geheim heeft moeten houden, bijvoorbeeld voor zijn familie, acht de rechtbank ook niet ongerechtvaardigd. Daarnaast stelt verweerder terecht dat eiser tijdens de gehoren niet heeft aangegeven zich ongemakkelijk te voelen bij het afleggen van zijn verklaringen. Dat eiser heeft aangevoerd zich wél op zijn gemak te voelen bij zijn gemachtigde, betekent niet zonder meer dat verweerder – gezien het geschetste profiel in het verweerschrift, onder verwijzing naar het voornemen – geen diepgaande, concrete en persoonlijke verklaringen over zijn gevoelens, denkprocessen, gebeurtenissen en activiteiten van eiser mag verwachten.
4.3.
Het enkele feit dat verweerder het referentiekader van eiser in het voornemen of het bestreden besluit niet expliciet heeft uiteengezet is onvoldoende om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Verweerder heeft per tegenwerping wel gemotiveerd waarom bepaalde verwachtingen van eiser gerechtvaardigd zijn, onder verwijzing naar zijn (culturele) achtergrond en persoonlijke omstandigheden.
4.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Correcties en aanvullingen
5.
5.1.
Eiser voert in het kader van de geloofwaardigheid van het derde asielmotief ten tweede aan dat verweerder de correcties en aanvullingen op het gehoor opvolgende aanvraag onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn biseksuele geaardheid. Volgens eiser is het feit dat verweerder de correcties en aanvullingen tweemaal heeft benoemd in het voornemen onvoldoende, en niet in lijn met de uitspraken van de Afdeling waarop hij in zijn zienswijze heeft gewezen (ECLI:NL:RVS:2021:1766 en ECLI:NL:RVS:2021:2615).
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser deze beroepsgrond onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft geen concrete voorbeelden gegeven van correcties en aanvullingen die volgens hem ten onrechte niet zijn meegenomen door verweerder. Hij heeft volstaan met de algemene stelling dat het twee keer benoemen in het voornemen onvoldoende is. Verweerder is hierop in het bestreden besluit al uitgebreid ingegaan naar aanleiding van de zienwijze. Het is de rechtbank – ook na hiernaar op zitting gevraagd te hebben – niet duidelijk op welk(e) punt(en) eiser het oneens is met wat hierover in het bestreden besluit is opgenomen. Het is wel aan eiser om dit concreet te maken. Nu eiser dit niet heeft gedaan, zal de rechtbank niet verder ingaan op de beroepsgrond.
WI 2019/17
5.3.
Tot slot stelt eiser dat hij wel degelijk heeft verklaard in de lijn van WI 2019/17 en op zijn manier heeft geprobeerd zijn authentieke verhaal te vertellen.
5.4.
Voor zover eiser hiermee wil zeggen dat verweerder zijn verklaringen over zijn biseksuele geaardheid geloofwaardig had moeten vinden aan de hand van WI 2019/17, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in wat het voor hem betekende zijn gevoelens jarenlang geheim te moeten houden. Hoewel eiser stelt te vrezen voor ‘jungle justice’, heeft hij nauwelijks inzicht verschaft in zijn gedachten hierover. Eisers verklaringen over [persoon A] in Nigeria zijn niet gedetailleerd; zo blijft onduidelijk wat het met eiser deed dat [persoon A] plots uit zijn leven verdween. Ook heeft eiser zijn gevoelens over zijn relatie met (een andere) [persoon A] in Nederland in algemene bewoordingen beschreven en geen inzicht verschaft in hoe het voor hem was om na lange tijd weer een relatie met een man aan te gaan. Tegen de tegenwerpingen van verweerder op deze – en andere – punten heeft eiser geen concrete argumenten ingebracht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat verweerder eisers verhaal ten onrechte niet voor authentiek heeft gehouden.
5.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie geloofwaardigheid derde asielmotief
5.6.
Verweerder heeft de biseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Gegronde vrees voor vervolging
6.
6.1.
Volgens eiser heeft hij als IPOB-lid gegronde vrees voor vervolging door de Nigeriaanse autoriteiten. Hij voert daartoe aan dat de houding van de Nigeriaanse autoriteiten ten aanzien van IPOB, het lidmaatschap daarvan en het uiten van sympathieën in de loop der jaren is verslechterd. IPOB is in Nigeria aangemerkt als een terroristische organisatie. Eiser heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 29 september 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:14673). Ook stelt eiser onder verwijzing naar een document van de Helpdesk Landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 12 februari 2025 (het document van Vluchtelingenwerk) dat bij terugkeer in Nigeria op het vliegveld bekend zal zijn dat eiser lid is van IPOB aan de hand van een namenlijst, met alle consequenties van dien.
6.2.
Aan de hand van eisers verklaringen en algemene informatie over de situatie in Nigeria moet worden beoordeeld of hij in de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging staat of zal komen te staan en hij hierdoor een gegronde vrees heeft om te worden vervolgd bij terugkeer in Nigeria. Dit volgt uit het arrest S en A van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023 (ECLI:EU:C:2023:688). Daarbij moet ook worden betrokken welke activiteiten hij bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat IPOB verboden is in Nigeria. Ook volgt uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023 dat Nigeriaanse veiligheidstroepen gedurende de verslagperiode hard optraden tegen de Biafra-onafhankelijkheidbewegingen. De arrestaties, gedwongen verdwijningen, geweldsincidenten en slachtoffers in Zuidoost-Nigeria namen sterk toe vergeleken met de vorige verslagperiode. Mensenrechtenorganisaties gaven aan dat veel van de slachtoffers geen banden hadden met de onafhankelijkheidsgroepen (p. 19). In het document van Vluchtelingenwerk staat – voor zover hier relevant:
  • IPOB is een afsplitsing van
  • Een ‘MASSOB-coördinator’ heeft op vragen van de
  • Ook is het volgens de MASSOB-coördinator een bekend feit dat IPOB- en MASSOB-leden en andere Biafraanse opstandelingen bij aankomst op internationale vluchten door DSS-agenten worden geconfronteerd met een lijst waarop hun namen staan. Het is voor de Nigeriaanse regering gemakkelijk geweest om de activiteiten van IPOB-leden te volgen en ook om de bron van hun financiering op te sporen. Dankzij dat gemakkelijke toezicht kon hun [leider] worden gearresteerd na zijn vertrek uit het Verenigd Koninkrijk (p. 3).
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee niet aannemelijk is geworden dat dat eiser in de negatieve belangstelling van de Nigeriaanse autoriteiten staat of zal komen te staan.
6.5.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat uit het EUAA-rapport van oktober 2021, waaraan in het document van Vluchtelingenwerk wordt gerefereerd, volgt dat niet alle personen die onder het risicoprofiel ‘
members of separatist movements and individuals percieved as supporting them’ vallen, een gegronde vrees voor vervolging hebben. Bij de individuele beoordeling dient rekening te worden gehouden met risicoverhogende omstandigheden, zoals niveau en aard van de betrokkenheid, zichtbaarheid van de betrokken persoon (bijv. hoog profiel, eerdere arrestatie, optreden in de media), deelname aan bijeenkomsten of manifestaties, etc. (p. 3).
6.6.
De enige bron die stelt dat IPOB-leden in het buitenland worden gevolgd en bij terugkeer in Nigeria worden geconfronteerd met een namenlijst, is de MASSOB-coördinator. De stellingen zijn niet onderbouwd. Uit de verklaring volgt ook niet dat alle IPOB-leden – hooggeplaatst of niet, in Nigeria actief geweest of niet – in het buitenland gevolgd worden en op het vliegveld gearresteerd worden. Het gaat het in het document van Vluchtelingenwerk over IPOB-leden die ‘niet langer’ in Nigeria wonen, en de verklaring wordt gevolgd door een voorbeeld van de arrestatie van de hoogste IPOB-leider. Uit het document van Vluchtelingenwerk volgt ook dat de bronnen tegenstrijdig verklaarden over de vraag of de Nigeriaanse regering wel over voldoende middelen beschikt om IPOB-leden die niet langer in het land wonen, op te sporen en te controleren (p. 3). Een journalist heeft tegenover de IRB verklaard dat dit niet het geval is (p. 16). De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten zo’n enorme en kostbare operatie op poten zouden zetten om niet-hooggeplaatste IPOB-leden monitoren.
6.7.
In eisers eerste asielprocedure is vast komen te staan dat hij geen IPOB-lid was in Nigeria. Verweerder heeft alleen eisers lidmaatschap van IPOB in Nederland geloofwaardig geacht. Dat betekent dat verweerder er terecht vanuit gaat dat eiser in Nederland IPOB-lid is geworden, dat hij betrokken is geweest bij het oprichten van een IPOB-afdeling in Nederland, heeft deelgenomen aan een aantal vergaderingen en demonstraties, en dat eiser onder pseudoniemen IPOB-gerelateerde informatie via sociale media verspreidt. Eiser heeft verklaard dat hij geen vooraanstaand lid is. Hij doet naar eigen zeggen alleen aan ‘verspreiden’ en hoort niet ‘bij die hogere mensen’ (p. 8 gehoor opvolgende aanvraag). Verweerder heeft ook terecht gesteld dat de berichten die eiser over IPOB plaatst op social media niet tot hem te herleiden zijn omdat hij pseudoniemen gebruikt. Ook uit de beperkte activiteiten die eiser in Nederland voor IPOB heeft verricht, kan niet worden afgeleid dat hij daardoor in de negatieve belangstelling van de Nigeriaanse autoriteiten staat. Voor zover er een lijst met IPOB-leden bestaat waarmee zij bij terugkeer worden geconfronteerd, heeft eiser dus niet aannemelijk gemaakt dat hij daar op staat.
6.8.
De verklaring van eiser dat hij bij terugkeer zal doorgaan met het verspreiden van informatie op social media vindt de rechtbank ook niet voldoende om aan te nemen dat eiser bij terugkeer alsnog in de negatieve belangstelling van de Nigeriaanse autoriteiten zal komen te staan. Dit is niet onderbouwd, en eiser plaatst de berichten (in elk geval tot nu toe) onder een pseudoniem. Verweerder verwacht, anders dan in de uitspraak waarop eiser zich beroept, daarin geen terughoudendheid van eiser.
6.9.
Verweerder heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat het enkele lidmaatschap van IPOB (in Nederland), de activiteiten die eiser in dat kader heeft verricht en van plan is bij terugkeer te verrichten, onvoldoende zijn om hem aan te merken als Verdragsvluchteling. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.