3.3.Deze omgevingsvergunning wordt op grond van artikel 2:12, tweede lid, van de APV slechts geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Heeft het college de omgevingsvergunning terecht verleend?
4. Vergunninghouder woont aan de [straatnaam] . Aan de voorzijde van zijn woning – die parallel ligt aan de [straatnaam] – heeft hij een parkeergelegenheid gerealiseerd die toegankelijk is vanaf de openbare weg. De verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op de uitweg waarmee deze parkeergelegenheid wordt ontsloten op de [straatnaam] .
Eisers bewonen – gezien vanaf de [straatnaam] – de woning achter de woning van vergunninghouder.
De tuin bij de woning van vergunninghouder bevindt zich deels aan de voorzijde en deels aan de zuidwestelijk gelegen zijkant van de woning. Het tuingedeelte wordt over de volle breedte aan de zuidwestelijke kant afgeschermd door een schutting, waarin zich een deur bevindt. Via deze deur kan vanuit de tuin een toegangsweg worden bereikt, die vanaf de [straatnaam] loopt naar een parkeerterreintje schuin achter de woning van eisers. Deze toegangsweg loopt over het perceel van vergunninghouder, evenwijdig aan het tuingedeelte. Op dit gedeelte van zijn perceel rust een recht van overpad ten behoeve van de bewoners van een aantal woningen nabij het parkeerterreintje achter de woning van eisers.
5. Eisers betogen dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend. Daartoe voeren zij samengevat aan dat het perceel van vergunninghouder al door een uitweg wordt ontsloten. Deze eerste uitweg bestaat volgens eisers uit het stukje verharding dat de aansluiting vormt van de toegangsweg naast de tuin van vergunninghouder op de [straatnaam] . Eisers wijzen erop dat deze toegangsweg over het perceel van vergunninghouder loopt en ook door hem wordt gebruikt. Volgens eisers wordt met de aansluiting van deze toegangsweg op de [straatnaam] daarom een ontsluiting van het perceel van vergunninghouder bewerkstelligd. Omdat de realisatie van de tweede uitweg ten koste is gegaan van openbaar groen, had de omgevingsvergunning volgens eisers op grond van artikel 2.12, tweede lid, aanhef en onder d, van de APV moeten worden geweigerd.
6. Volgens het college is de vergunde uitweg niet te beschouwen als een tweede uitweg. Het college stelt zich op het standpunt dat er eerder een uitweg is geweest aan de zuidwestelijke zijkant van de woning. Daar bevond zich een parkeerplaats van vergunninghouder. Die parkeerplaats is inmiddels echter verwijderd en deel gaan uitmaken van het tuingedeelte van de woning van vergunninghouder. Omdat parkeren op de openbare weg ter plaatse niet goed mogelijk is, heeft vergunninghouder een parkeerplaats op eigen terrein aan de voorzijde van zijn woning gerealiseerd, inclusief uitweg op de [straatnaam] . Het perceel van vergunninghouder wordt volgens het college nu alleen nog ontsloten door deze vergunde uitweg. Dat de vergunde uitweg ten koste is gegaan van een paar vierkante meter openbaar groen, is volgens het college geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren.