ECLI:NL:RBDHA:2025:11748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
09-324196-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarig veroordeeld voor medeplegen poging tot ontploffing met explosief

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De zaak werd behandeld op de besloten zittingen van 16 en 20 juni 2025. De officier van justitie, mr. E.J. Huisman, eiste een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren. De verdachte had op 10 oktober 2024 in Alphen aan den Rijn een tas met een explosief bij een woning geplaatst en geprobeerd deze tot ontploffing te brengen. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was, en sprak de verdachte vrij van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij daadwerkelijk slachtoffer waren van het feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-324196-24
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 16 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 20 juni 2025 (sluiting onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. E.J. Huisman en de advocaat van de verdachte is mr. F. Tosun. De verdachte is op de terechtzitting van 16 juni 2025 verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in/bij een woning gelegen aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woning(en) en/of zich in die woning en/of aangrenzende woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in deze woning en/of aangrenzende woning(en) bevindend(e) perso(o)n(en) en/of een of meer perso(o)n(en) die zich in de directe omgeving/nabijheid van die woning bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet
- een tas bij de voordeur heeft geplaatst inhoudende een explosief, althans een ontvlambaar en/of ontplofbaar en/of brandbaar voorwerp en/of vloeistof en/of
- ( vervolgens) heeft getracht het voorwerp in de betreffende tas middels een draad en/of aansteker tot ontploffing te brengen, althans in aanraking te brengen met open vuur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van de bestanddelen levensgevaar en/of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve voor wat betreft de bestanddelen levensgevaar en/of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen volledige vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2025;
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [aangever] d.d. 17 oktober 2024 (p. 135 en 136);
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut; Explosievenonderzoek aan een monster van de lading uit een vermeende explosieve constructie die is aangetroffen in een rugtas in Alphen aan den Rijn op [datum] 2024, opgemaakt op 14 juni 2025 door dr. [naam 1] .
3.4
Bewijsoverwegingen
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De verdachte wordt van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Op de zitting heeft de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut verklaard dat een explosief met flitspoeder zoals aangetroffen onder de verdachte dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen veroorzaken. Als dit explosief ontploft, ontstaat er een krachtige drukgolf die ervoor kan zorgen dat een voordeur of een raam fragmenteert en dat er fragmenten van die voordeur en glas uit het raam als projectielen de woning in worden gedrukt die, als die een persoon raken, dodelijk en/of zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Daarnaast kan door het geluid van de ontploffing gehoorschade ontstaan, die blijvend kan zijn.
Om de gevaarzetting in deze zaak vast te stellen, is van belang te weten op welke afstand van de voordeur en de ramen het explosief precies was geplaatst, in welke richting het explosief zou ontploffen, uit welk materiaal de voordeur was opgebouwd, wat er zich achter de voordeur bevond en of er wel of geen gordijnen voor de ramen hingen. Tevens is van belang om vast te stellen op welke plek in de woning zich precies personen bevonden om vast te kunnen stellen of zij door rondvliegende projectielen geraakt zouden kunnen worden, dan wel dat zij zich op een dusdanige afstand van het explosief bevonden dat zij blijvende gehoorschade zouden kunnen oplopen. Nu dit alles op basis van het dossier niet duidelijk is, kan niet worden vastgesteld dat er levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in of in de nabijheid van die woning te duchten was.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij een woning gelegen aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woning(en) en/of zich in die woning en/of aangrenzende woning(en) bevindende goederen, te duchten was, met dat opzet
- bij de voordeur heeft geplaatst een explosief, en
- ( vervolgens) heeft getracht het voorwerp middels een draad en aansteker tot ontploffing te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 49 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan het plaatsen van een explosief voor een woning. Via Snapchat is de verdachte in een groep terecht gekomen waarin werd gevraagd of iemand een explosief wilde plaatsen. Het zou gemakkelijk geld verdienen zijn en alles wat de verdachte nodig had om het explosief te kunnen plaatsen, zou gefaciliteerd worden. De verdachte heeft ingestemd en heeft onvoldoende stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen en heeft ook niet overzien dat hij zelf groot risico liep op het oplopen van letsel bij het uitvoeren van de klus. De verdachte was niet op de hoogte van de inhoud van het pakket. Het explosief bevatte een grote hoeveelheid flitspoeder. De deskundige van het NFI heeft ter zitting verklaard dat niet kan worden uitgesloten dat het explosief in de rugzak van de medeverdachte tot ontploffing had kunnen komen. In dat geval had in ieder geval de medeverdachte dit, aldus de deskundige van het NFI, niet overleefd.
Het was de bedoeling om dit explosief tot ontploffing te brengen. Dat dit niet gelukt is, komt enkel doordat de draad losraakte en is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Het plegen van aanslagen met dergelijke geïmproviseerde explosieven is een groot en toenemend maatschappelijk probleem dat leidt tot gevoelens van angst en grote onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder voor de bewoners van de woning waarvoor een explosief wordt neergelegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte. Deze omstandigheid heeft dus geen invloed op de op te leggen straf. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 juni 2025, het rapport van de jeugdreclassering van 10 juni 2025 en van de mondelinge toelichting die daarop door de deskundigen ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich gedurende zijn schorsing goed aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verder volgt uit die rapporten dat de ouders zeer betrokken zijn, dat er voornamelijk beschermende factoren op alle domeinen naar voren komen en dat de verdachte gemotiveerd is om in een vrijwillig kader mee te blijven werken met het IFA coach-traject.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank neemt, naast het hiervoor genoemde, ook in aanmerking dat strafrechtelijke sancties ten aanzien van jeugdigen op grond van artikel 40 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) primair als doel hebben dat de jeugdige een constructieve rol in de samenleving aanvaardt en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Dit dient zowel het belang van de jeugdige als het belang van de samenleving.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het feit zoals door de verdachte is gepleegd zonder meer een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan aan de ene kant de ernst van het feit laten meewegen en aan de andere kant de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis zeer goed aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij tijdens de terechtzitting op 16 juni 2025 openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank acht het van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten en zal daarom een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, als waarschuwing. Gelet op de wijze waarop de verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan zijn voorwaarden heeft gehouden en gezien het feit dat de IFA-coach langer betrokken zal blijven, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en zal zij een jeugddetentie opleggen voor de duur van 120 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 40 uren, bij niet voldoen te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.

7.De vorderingen van de benadeelde partij

[aangever] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , ter zitting bijgestaan door mr. M.P. de Klerk, hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen [aangever] en [naam 2] vorderen ter vergoeding van schade een bedrag van 2.000,- euro en de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] vorderen ter vergoeding van schade een bedrag van 750,- euro, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente. De vorderingen zien op immateriële schade en ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen en de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever] en [naam 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 500,- en hen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in die vorderingen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen en de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever] en [naam 2] moeten worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-. Voorts heeft de verdediging verzocht om verdachte niet hoofdelijk te veroordelen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5]
Om als benadeelde partij ontvankelijk te kunnen worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding moet vaststaan dat de benadeelde partij slachtoffer is geweest van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] daadwerkelijk in de woning aanwezig waren op 10 oktober 2024.
Benadeelde partijen [aangever] en [naam 2]
De grondslag van de vordering is gelegen in de aantasting in de persoon `op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Bij de benadeelde partijen zou sprake zijn van psychisch letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een zodanig ernstige normschending dat de nadelige gevolgen ook zonder onderbouwing met concrete gegevens kunnen worden aangenomen, nu het geplaatste explosief voor de woning niet tot ontploffing is gekomen. Dat betekent volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2020:1955) dat de benadeelde partijen voldoende concrete gegevens dienen aan te voeren waaruit kan volgen dat naar aanleiding van het strafbare feit psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen op dit punt onvoldoende zijn onderbouwd. De advocaat van de benadeelde partijen heeft alleen naar voren gebracht dat er sessies hebben plaatsgevonden bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Een onderbouwing hiervan, bijvoorbeeld over de aard, frequentie en duur, ontbreekt. Weliswaar is invoelbaar dat de plaatsing van een explosief voor de woning met het doel dit tot ontploffing te brengen heeft geleid tot gevoelens van angst bij de benadeelde partijen, maar dergelijke gevoelens vormen echter op zichzelf geen geestelijk letsel en kunnen niet zonder meer als grondslag dienen voor immateriële schadevergoeding.
Alle benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen tot vergoeding van schade.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 157 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van deze jeugddetentie,
49 DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
de vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partijen [aangever] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.E. Bierling, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst – Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.T. Verlinde en M. Wouters, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer KILO24 / DHRAB24002, onderzoek BARON24, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 323).