3.5Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 10 oktober 2024 omstreeks 22.30 uur zijn in Alphen aan den Rijn twee personen aangehouden, de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Tijdens zijn aanhouding droeg de verdachte donkere kleding met grote gele vlakken, donkere schoenen met witte zolen en een zwarte rugtas. In de rugzak van de verdachte werden een explosief en een wit elektriciteitsdraad aangetroffen. In de broekzak van de verdachte werd een batterij aangetroffen. Volgens de verdachte kon met die batterij het explosief worden aangemaakt.
Uit het rapport van het NFI en de verklaring van de deskundige van het NFI ter zitting, komt het volgende naar voren. Het explosief woog 586 gram (bruto), bleek flitspoeder te bevatten en was deugdelijk tot ontploffing te brengen. Opvallend aan het explosief was dat er een uitstulping aan de rand van het pakket zat, precies op de plek waar normaliter een elektriciteitssnoer uit het pakket zou steken.
Uit de camerabeelden van de woning aan de [adres 2] volgt dat er eerder die avond rond 20:30 uur twee personen in de buurt van de voordeur zijn geweest. Deze personen zijn door de politie herkend als de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . De politie heeft de verdachte herkend aan de kleding en de tas die hij droeg. De vorm van de gele vlakken op de kleding van de verdachte kwam overeen met de vorm van de vlakken op de kleding van de persoon die op de beelden te zien was. Tevens was op sommige momenten op de beelden de kleur van die vlakken – geel – te zien. Op die camerabeelden was voorts te zien dat persoon 1 – door de politie herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] – naar de voordeur van de woning liep, iets leek neer te leggen en wegrende. Op de beelden was op dat moment te horen dat er werd gezegd: “hij gaat ploffen”. Persoon 2 – door de politie herkend als [de verdachte] – stond enkele meters naast de tuin van de woning en maakte een beweging alsof hij aan een touw trok. Op de beelden is verder te horen “gewoon voor die deur ploffen bitch”. Persoon 2 liep vervolgens naar de voordeur en bukte ter hoogte van de voordeur. Bij een persoon die enkele meters van de voordeur stond lichtte iets op. Hierna leek het er op dat persoon 2 iets op bij de voordeur opraapte. Hij draaide zich vervolgens om en rende weg.
Op 10 oktober 2024 tussen 20:24 uur en 21:49 uur onderhield [snapchataccount 1] Snapchatcontact met onder andere [snapchataccount 2] . Uit die berichten maakt de rechtbank op dat er door [snapchataccount 2] druk wordt gezet op [snapchataccount 1] om het te fixen, dat er een draad is los gegaan, dat het pakket niet op de grond maar in de brievenbus moet en dat alles moet worden meegenomen als het niet lukt en dat ze vooral niet opgepakt mogen worden met het pakket. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte geen eigen telefoon bij zich had maar dat de verdachte degene was die berichten met de telefoon van [medeverdachte 1] via het account [snapchataccount 1] naar [snapchataccount 2] stuurde.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij in ieder geval samen met de verdachte was gedurende de periode tussen 20:24 en 21:49 uur op 10 oktober 2024.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte degene is geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte 1] rond 20:30 uur bij de woning aan de [adres 2] te Alphen aan de Rijn is geweest. De camerabeelden zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit om te kunnen waarnemen dat de jas die de verdachte die avond droeg overeenkomsten vertoont met de jas die de persoon op de camerabeelden – door de politie aangeduid als persoon 2 – droeg. Anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht, betreft de jas die de verdachte bij zijn aanhouding droeg, een jas met onderscheidende kenmerken, te weten opvallende gele vlakken. Die vlakken zijn ook zichtbaar op de camerabeelden en daarop is ook te zien dat deze vlakken geel zijn. Bovendien droeg de persoon op de camerabeelden een rugzak en droeg ook de verdachte bij zijn aanhouding een rugzak. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij die avond met de verdachte was en zijn er op de camerabeelden maar twee personen te zien.
Op de camerabeelden is verder te zien dat de verdachte en de medeverdachte iets bij de voordeur van de woning aan de [adres 2] leggen, wat vastzit aan, wat lijkt, een wit draad. Ook is te horen dat wordt gezegd: “hij gaat ploffen” en “gewoon voor die deur ploffen bitch”, hetgeen duidt op de aanwezigheid van een explosief. Uit de Snapchatberichten volgt dat de draad los ging. In de rugzak van de verdachte is een opgerold los wit draad aangetroffen. In het pakket in diezelfde rugzak met daarin het explosief zat een uitstulpsel, waarin volgens de deskundige van het NFI normaliter een elektriciteitssnoer wordt aangebracht.
De rechtbank acht, gelet hierop, bewezen dat hetgeen bij de voordeur is gelegd, het explosief was dat in de rugzak van de verdachte is aangetroffen. Overigens biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt voor de door de verdediging gesuggereerde aanwezigheid van een tweede pakket.
Uit het voorgaande volgt ook dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat een ander ( [snapchataccount 2] ) er voor heeft gezorgd dat zij het explosief bij zich hadden, zij door die ander werden aangestuurd en aangespoord en dat die ander bepaalde wanneer ze er mee moesten ophouden. Zowel tijdens de voorbereiding – het verstrekken van het pakket – als tijdens de uitvoering – het aansturen – was de samenwerking dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank ook gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [snapchataccount 2] , de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Te duchten levensgevaar voor en/of zwaar lichamelijk letsel voor personen
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De verdachte wordt van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Op de zitting heeft de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut verklaard dat een explosief met flitspoeder zoals aangetroffen onder de verdachte dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen veroorzaken. Als dit explosief ontploft, ontstaat er een krachtige drukgolf die ervoor kan zorgen dat een voordeur of een raam fragmenteert en dat er fragmenten van die voordeur en glas uit het raam als projectielen de woning in worden gedrukt die, als die een persoon raken, dodelijk en/of zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Daarnaast kan door het geluid van de ontploffing gehoorschade ontstaan, die blijvend kan zijn.
Om de gevaarzetting in deze zaak vast te stellen, is van belang te weten op welke afstand van de voordeur en de ramen het explosief precies was geplaatst, in welke richting het explosief zou ontploffen, uit welk materiaal de voordeur was opgebouwd, wat er zich achter de voordeur bevond en of er wel of geen gordijnen voor de ramen hingen. Tevens is van belang om vast te stellen op welke plek in de woning zich precies personen bevonden om vast te kunnen stellen of zij door rondvliegende projectielen geraakt zouden kunnen worden, dan wel dat zij zich op een dusdanige afstand van het explosief bevonden dat zij blijvende gehoorschade zouden kunnen oplopen. Nu dit alles op basis van het dossier niet duidelijk is, kan niet worden vastgesteld dat er levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in of in de nabijheid van die woning te duchten was.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen, met uitzondering van het te duchten levensgevaar en het gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor personen.