ECLI:NL:RBDHA:2025:117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
22/4321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van tegemoetkoming in grasschade door ganzen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2025, wordt het beroep van Biokaas Kinderdijk tegen de toekenning van een tegemoetkoming in faunaschade beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Meppelen Scheppink, had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding wegens schade aan zijn biologisch grasland door grauwe ganzen. Verweerder, het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, had op 25 november 2021 een tegemoetkoming van € 8.145,33 toegekend, na taxatie door [naam 2] van [bedrijf 1] Taxaties. Eiser was het niet eens met de hoogte van de vergoeding en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 16 juni 2022. Tijdens de zitting op 10 december 2024 zijn beide partijen gehoord, en de rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak van eiser (SGR 22/4319).

De rechtbank oordeelt dat de taxatie van de schade zorgvuldig is uitgevoerd en dat de hoogte van de schadevergoeding niet onredelijk is. Eiser heeft betoogd dat de taxatie niet deugdelijk was en dat er ongeschikte referentielocaties zijn gebruikt, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank concludeert dat verweerder zich op de taxatie heeft mogen baseren en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Daarnaast heeft eiser verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat, aangezien de zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, eiser slechts eenmaal in aanmerking komt voor een vergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding in deze zaak af, omdat de vergoeding in de andere zaak is toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen

Biokaas Kinderdijk, uit Alblasserdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Reijnders).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een tegemoetkoming in geleden faunaschade.
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvragen van eiser om een tegemoetkoming in geleden faunaschade met het besluit van 25 november 2021 (het primaire besluit) een tegemoetkoming toegekend. Met het besluit op bezwaar van 16 juni 2022 (het bestreden besluit) is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1] , en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam 2] .
De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met het beroep van eiser in de zaak met zaaknummer SGR 22/4319. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Op een aanvraag om een besluit op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), die is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold op het moment van de aanvraag van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
1.1.
Eiser heeft de aanvraag ingediend op 4 juni 2021. Dit betekent dat in dit geval de Wnb van toepassing blijft.
De besluiten en wat daaraan vooraf ging
2. Eiser heeft een aanvraag ingediend om tegemoetkoming in schade door grauwe ganzen aan zijn percelen biologisch grasland. Het betreft schade aan het zogenoemde zomergras.
2.1.
In opdracht van verweerder heeft taxateur [naam 2] , van [bedrijf 1] Taxaties, op 8 juni 2021, 20 juli 2021 en 4 september 2021 de percelen van eiser bezocht om de schade die door grauwe ganzen is veroorzaakt te taxeren. De taxateur heeft zijn bevindingen neergelegd in een taxatierapport van 11 oktober 2021, waarin de schade is begroot op
€ 8.574,02.
2.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiser, na aftrek van het eigen risico, een tegemoetkoming in de schade toegekend van € 8.145,33.
2.3.
Omdat eiser het niet eens is met de hoogte van de toegekende vergoeding en de wijze waarop deze is vastgesteld, heeft hij beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Ingetrokken beroepsgronden
3. Ter zitting heeft eiser de beroepsgrond dat verweerder in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld, ingetrokken. De rechtbank laat deze beroepsgrond daarom onbesproken. Dit geldt ook voor de beroepsgrond dat de graslengte in de weg stond aan het gebruik van de grashoogtemeter bij het bepalen van de schade, nu eiser ter zitting heeft verduidelijkt dat die beroepsgrond slechts is aangevoerd in de gelijktijdig op zitting behandelde zaak over de schade aan voorjaarsgras (SGR 22/4319).
Het toetsingskader
4. Verweerder kan een tegemoetkoming verlenen voor schade die is aangericht door natuurlijk in het wild levende vogels van vogelsoorten uit artikel 1 van de Vogelrichtlijn [1] . De tegemoetkoming wordt alleen verleend als de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de betrokkene behoort te blijven. De tegemoetkoming wordt naar billijkheid vastgesteld. [2] Voor de toepassing van artikel 6.1 van de Wnb heeft verweerder de “Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland” (Beleidsregel) vastgesteld. In die Beleidsregel zijn regels geformuleerd over de tegemoetkoming in geleden faunaschade. Uit de Beleidsregel volgt onder andere dat de hoogte van de schade wordt vastgesteld door een taxateur die van zijn bevindingen een rapport opstelt met inachtneming van de taxatierichtlijnen van Bij12. [3] Verweerder heeft een exemplaar van deze richtlijnen overgelegd.
Het getaxeerde bedrag in vergelijking tot andere jaren
5. Eiser betoogt dat de taxatie niet deugt omdat zowel in voorgaande jaren als navolgende jaren veel hogere schades zijn vastgesteld.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Verweerder heeft toegelicht dat een taxatie maatwerk is en dat per jaar verschillende uitkomsten mogelijk zijn, waarbij de omvang van de vogelpopulatie en factoren die van invloed zijn op de grasgroei, zoals de weersomstandigheden, onkruidgroei en bemesting, een rol kunnen spelen. Het enkele feit dat de vastgestelde schade lager is uitgevallen dan in eerdere en latere jaren is dan ook onvoldoende voor het oordeel dat de betreffende taxatie onzorgvuldig is geweest. De verwijzing van eiser naar de in zijn opdracht opgestelde reactie van [bedrijf 2] Agro B.V. ( [bedrijf 2] ) baat eiser niet. Deze in algemene bewoordingen opgestelde reactie bevat geen concrete aanknopingspunten die twijfel zaaien over de zorgvuldigheid van de uitgevoerde taxatie.
Gronden met betrekking tot ongeschiktheid van de referentielocatie
6. Eiser betoogt dat een ongeschikte referentielocatie is gebruikt voor het vaststellen van de grasschade. Onder verwijzing naar de reactie van [bedrijf 2] , stelt eiser dat er zoveel ganzen op alle percelen foerageren, dat er binnen zijn bedrijf geen goede referentielocatie is te vinden. Er had volgens eiser daarom een referentielocatie op een perceel in de omgeving gebruikt moeten worden. Ook had een gedeelte van het weiland dat eiser heeft afgezet met gaas als referentielocatie gebruikt kunnen worden.
6.1.
Het betoog slaagt niet. Het is aan de taxateur om op basis van zijn deskundig inzicht te bepalen wat een geschikte referentielocatie is. Uit bijlage A bij de taxatierichtlijn [4] volgt dat het referentiepunt bij voorkeur wordt gekozen op een onbeschadigd deel van het perceel waar de schade zich heeft voorgedaan. Is dat niet mogelijk, dan kan worden uitgeweken naar achtereenvolgens een vergelijkbaar perceel binnen hetzelfde bedrijf of een vergelijkbaar perceel bij een ander bedrijf. Wordt geen geschikt referentieperceel gevonden, dan wordt gekozen voor het streekgemiddelde dat door de taxateur op basis van zijn kennis en ervaring wordt ingeschat. Bijlage A bij de taxatierichtlijn is van toepassing op schade aan voorjaarsgras, maar uit bijlage B – die betrekking heeft op zomergras – volgt dat de methode van schadebepaling in dit opzicht niet afwijkt. In dit geval is het referentiepunt aangetroffen op de schadepercelen. Volgens de taxateur was het gras daar onbeschadigd. Verweerder heeft ter zitting aan de hand van door eiser overgelegde andere taxaties toegelicht dat dit in het verleden vaker is gelukt. Zo is in een door eiser overgelegd taxatieverslag van 13 juli 2022 op diverse plaatsen vermeld dat is getaxeerd op “perceel”, wat volgens verweerder betekent dat referentiegras is aangetroffen op hetzelfde perceel als het perceel waar de schade is opgetreden. Die toelichting van verweerder vindt steun in de taxatierichtlijn. De door eiser overgelegde foto’s van ganzen op zijn percelen leiden niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten of deze foto’s zijn genomen op de referentielocatie, leidt de enkele (tijdelijke) aanwezigheid van één of meerdere ganzen er niet per definitie toe dat een locatie niet langer als referentie kan worden gebruik. Dat blijkt ook wel uit de taxatierichtlijn, waarin is voorgeschreven dat bij voorkeur een referentielocatie wordt gevonden op het schadeperceel, dat wil zeggen een perceel waarop ganzen aanwezig zijn of zijn geweest.
6.2.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat wat eiser heeft aangevoerd, geen grond biedt voor het oordeel dat de taxatie van de schade aan zomergras op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat verweerder zich in zijn besluitvorming op deze taxatie heeft mogen baseren.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
8. Ter zitting heeft eiser verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In de uitspraak van heden met zaaknummer SGR 22/4319 is dat verzoek toegewezen in de zaak die gevoegd met deze zaak op zitting is behandeld. Uit vaste rechtspraak over de toepassing van artikel 6 van het EVRM volgt dat, als meerdere zaken van één belanghebbende gezamenlijk zijn behandeld, dient te worden beoordeeld of die zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. Indien hiervan sprake is, wordt per fase van de procedure waarin sprake is geweest van gezamenlijke behandeling, voor die zaken gezamenlijk slechts eenmaal het tarief van € 500,- per half jaar gehanteerd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Indien de rechtsmiddelen waarmee die fase van de procedure in de betrokken zaken is ingeleid niet tegelijkertijd zijn aangewend, dient daarbij ter bepaling van de mate van overschrijding van de redelijke termijn te worden gerekend vanaf het tijdstip van indiening van het eerst aangewende rechtsmiddel. [5]
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van twee zaken die in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp in vorenbedoelde zin, nu beide zaken draaien om een tegemoetkoming in faunaschade aan grasland. Dat deze schades zich hebben voorgedaan in verschillende perioden in 2020 en 2021, doet hieraan niet af. De bezwaarschriften die eiser heeft ingediend in beide procedures, zijn op zijn verzoek gezamenlijk behandeld op één hoorzitting en de bestreden besluiten dateren beide van 16 juni 2022. Vervolgens heeft eiser met één beroepschrift in beide zaken beroep ingesteld en verzocht om de zaken gevoegd te behandelen. Onder die omstandigheden komt eiser naar het oordeel van de rechtbank slechts eenmaal in aanmerking voor een vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Die vergoeding is in zaak SGR 24/4319 berekend vanaf het tijdstip van indiening van het bezwaarschrift in die procedure. Dit datum lag vóór het moment van indiening van het bezwaarschrift in deze zaak. Dat betekent dat in deze zaak geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2009/147 EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand.
2.Zie artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Wnb.
3.Dit volgt uit artikel 4.1, tweede lid, van de beleidsregels.
4.Pagina 17 en 18 van bijlage A bij de taxatierichtlijn.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:700.