ECLI:NL:RBDHA:2025:117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van tegemoetkoming in grasschade door ganzen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2025, wordt het beroep van Biokaas Kinderdijk tegen de toekenning van een tegemoetkoming in faunaschade beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Meppelen Scheppink, had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding wegens schade aan zijn biologisch grasland door grauwe ganzen. Verweerder, het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, had op 25 november 2021 een tegemoetkoming van € 8.145,33 toegekend, na taxatie door [naam 2] van [bedrijf 1] Taxaties. Eiser was het niet eens met de hoogte van de vergoeding en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 16 juni 2022. Tijdens de zitting op 10 december 2024 zijn beide partijen gehoord, en de rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak van eiser (SGR 22/4319).
De rechtbank oordeelt dat de taxatie van de schade zorgvuldig is uitgevoerd en dat de hoogte van de schadevergoeding niet onredelijk is. Eiser heeft betoogd dat de taxatie niet deugdelijk was en dat er ongeschikte referentielocaties zijn gebruikt, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank concludeert dat verweerder zich op de taxatie heeft mogen baseren en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat, aangezien de zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, eiser slechts eenmaal in aanmerking komt voor een vergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding in deze zaak af, omdat de vergoeding in de andere zaak is toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.