ECLI:NL:RBDHA:2025:11602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
C/09/677841 / FA RK 24-9260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlandse gezagsbeslissing en voogdij over minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een gezagsbeslissing van een Mozambikaanse rechtbank. Verzoekers, die de Portugese en Mozambikaanse nationaliteit bezitten, hebben in Mozambique een pleegouderband met drie minderjarigen vastgesteld. De rechtbank te Maputo heeft op 28 augustus 2020 besloten dat verzoekers pleegouders zijn van de kinderen, en heeft hen toestemming gegeven om met de kinderen naar Nederland te reizen. Na hun aankomst in Nederland zijn er verschillende juridische procedures gestart, waaronder voorlopige voogdijmaatregelen door de rechtbanken in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers, op basis van de Mozambikaanse uitspraak, belast zijn met een vorm van gezag over de kinderen, vergelijkbaar met voogdij in Nederland. De rechtbank heeft de erkenning van de buitenlandse beslissing bekrachtigd en bepaald dat deze in het gezagsregister moet worden opgenomen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-9260
Zaaknummer: C/09/677841
Datum beschikking: 26 juni 2025
Beschikkingop het op 16 december 2024 ingekomen en op 8 mei 2025 aangevulde c.q. verbeterde verzoekschrift van:

[verzoeker] en

[verzoekster] ,
verzoekers, dan wel verzoeker en verzoekster,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. V. Kidjan te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming Brabant,

de (voorlopige) voogd van de na te noemen minderjarige [de minderjarige 1] ,
hierna te noemen: JBB,
gevestigd te Etten-Leur,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

de (voorlopige) voogd van de hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ,
hierna te noemen: JBW,
gevestigd te ’s-Gravenhage,

[pleegouder 1] en [pleegouder 2] ,

de pleegouders van de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 1] ,
hierna: de pleegouders,
wonende te [plaats 1] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met producties;
- de brief van 3 februari 2025, met bijlagen, van de zijde van verzoekers;
- de brief van 12 februari 2025, met bijlage, van de zijde van verzoekers.
De rechtbank heeft op 12 mei 2025 met de minderjarigen [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] gesproken.
Op 13 mei 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat en bijgestaan door een tolk, M.A.C. Bisschop, de pleegouders bijgestaan door een tolk, P. Cuijpers, JBB in de persoon van [naam 1] en [naam 2] , JBW in de persoon van [naam 3] , en [naam 4] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Op 22 mei 2025 heeft de rechtbank van de zijde van verzoekers het F9-formulier, met aanvullende stukken, te weten kopieën van de geboorteakten van [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] en een mailbericht van 21 mei 2025 van Dr. Salvador Tivane aan de advocaat van verzoekers, ontvangen.

Feiten

  • Verzoekers hebben beiden de Portugese en de Mozambikaanse nationaliteit.
  • Op [geboortedatum 1] 2007 is te [geboorteplaats] , Mozambique, geboren: [de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ). Op een afschrift van haar geboorteakte, registratienummer [nummer 1] , afgegeven op 3 oktober 2013, vertaald in de Engelse taal, is als haar moeder vermeld: [naam 5] . Op de geboorteakte van [de minderjarige 2] is geen vader vermeld.
  • Op [geboortedatum 2] is te [geboorteplaats] , Mozambique, geboren: [de minderjarige 1] (hierna: [de minderjarige 1] ). Op een afschrift van zijn geboorteakte, registratienummer [nummer 2] , afgegeven te [geboorteplaats] op 13 maart 2016, vertaald in de Engelse taal, zijn geen ouders vermeld.
  • Op [geboortedatum 3] 2015 te te [geboorteplaats] , Mozambique, geboren [de minderjarige 3] (hierna: [de minderjarige 3] ). Op een afschrift van zijn geboorteakte, registratienummer [nummer 3] , afgegeven te [geboorteplaats] op 13 maart 2016, vertaald in de Engelse taal, zijn geen ouders vermeld.
  • [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] hebben de Mozambikaanse nationaliteit.
  • In de uitspraak (“decree regarding the establishment of the foster family bond of the children”) van het “Juvenile Court of Maputo City, 2nd Section, Republic of Mozambique (hierna: de rechtbank te Maputo, Mozambique) van 28 augustus 2020 is voor zover hier van belang- het volgende overwogen en beslist:
“(…)
REASONING OF THE LAW IN CONJUNCTION WITH THE FACTS
(…)
First and foremost, it should be highlighted that the foster family bond is not more than the materialization of the child’s right to an alternative family to which they were born.
(…)
Reviewing the disputed acts and exposed facts with the evidence produced, we have concluded that there are tangible advantages for the children to be adopted basing on the social background, most importantly, in accordance with the article three hundred and ninety of the law twenty two slash two thousand and nineteen, of eleven December which passes the new family law which says: number one “the foster family is an alternative to bridge the gap of the parental power, granting the child who has lost the parents, child of the incognito father, abandoned child, the integration in a family”. Moreover, this can be decided by the court in the impossibility of an adoption or guardianship, which means from the foster family there must result in stable inclusion, emotional balance, as well as the material character and economic advantages so as to provide welfare and health care and education, which can be seen from the requirements of the applicants, see the articles three hundred and ninety one and three hundred ninety two of the quoted law. Nevertheless, from the various rights assisting the fostered children there are all the rights and obligations in relation to the natural family, except for the restrictions provided for in the law, with regards to the articles three hundred and ninety three of the law number twenty two, slash two thousand and nineteen of eleven December which passes the new family law. In the same context, the fostered minor and foster family are subject to the rights and own obligations of the parental power, with the necessary adaptations.

DECISION

In this context, and taking into consideration the abovementioned fact, in behalf of the Republic of Mozambique, the second section of the Juvenile Court in Maputo has decided to decree the establishment of the foster family bond of the children namely:
[de minderjarige 2];[de minderjarige 1], and[de minderjarige 3]in favour of Mr[verzoeker]and Mrs[verzoekster], the applicants, for all due legal purposes, after reviewing all legal prerequisites that governs the principle of the highest interest of the child under the terms of the number one and three of the article forty seven of the constitution of the Republic of Mozambique, read in conjunction with the articles seven and nine of the law number eight slash two thousand and eight of the fifteen July, read in conjunction with the articles one hundred and fourteen, ninety eighty of the number eight slash two thousand and nineteen, of December which passes the new family law. After that, this decision, passes in those proceedings, it shall be disclosed to the directorate of the coordination of the social action of Maputo city under the number three of the article one hundred of the law number eight slash two thousand and eight of fifteen of July which passes the law on jurisdictional organization of the juveniles, number four article three hundred and ninety four of the family law.
(…)”
  • Bij beschikking van 13 oktober 2020 is door de rechtbank te Maputo, Mozambique, aan verzoekers toestemming gegeven om met de drie kinderen Mozambique te verlaten en naar Nederland reizen, zodat de kinderen, nu verzoekers in Nederland woonachtig zijn, in Nederland een opleiding kunnen volgen.
  • In oktober 2020 zijn verzoekers met de kinderen in Nederland aangekomen.
  • Sinds november 2021 zijn verzoekers niet meer bij elkaar. Zij zijn in juli 2022 gescheiden, waarna de kinderen bij verzoeker zijn blijven wonen, die de kinderen daarna alleen heeft verzorgd en opgevoed.
  • Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 oktober 2024 is over [de minderjarige 1] een voorlopige voogdijmaatregel uitgesproken en is JBB, locatie Helmond, benoemd tot voogd over [de minderjarige 1]
  • Over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] is bij beschikking van 10 december 2024 van de rechtbank Den Haag een voorlopige voogdijmaatregel uitgesproken, waarbij JBW tot voogd is benoemd over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] .
  • [de minderjarige 1] woont sinds november 2023 niet meer bij verzoeker, hij verblijft nu bij de pleegouders in [plaats 1] .
  • [de minderjarige 2] woont sinds september 2024 niet meer bij verzoeker; zij verblijft nu in een gezinshuis in [plaats 2] .
  • [de minderjarige 3] verblijft bij verzoeker in [plaats 2] .
  • De Raad heeft op 10 januari 2025 verzocht om op grond van artikel 1:241 lid 2 en artikel 1:295 van het Burgerlijk Wetboek (BW) JBW tot voogd over de drie kinderen te benoemen. Dit verzoek is bij de rechtbank Den Haag bekend onder zaaknummer: C/09/678440, FA RK 25-216. Op dat verzoek is nog niet beslist.

Verzoek

Het verzoek zoals dat thans luidt, strekt ertoe dat de rechtbank -uitvoerbaar bij voorraad-:
- vaststelt dat verzoekers belast zijn met de voogdij over [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
- de voogdijbeslissing van de rechtbank te Maputo, Mozambique, van 28 augustus 2020 (eventueel in combinatie met de beslissing van 13 oktober 2020) erkent, zodat daarvan aantekening kan worden gemaakt in het gezagsregister;
- bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van 28 augustus 2020 (eventueel in combinatie met de beslissing van 13 oktober 2020).

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De rechtbank zal op het verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Verzoekers hebben hun verzoek gebaseerd op artikel 1:26 lid 1 BW op grond waarvan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft, de rechtbank kan verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Dit artikel ziet evenwel op uitspraken betreffende de burgerlijke staat van personen en niet op uitspraken over het gezag of de voogdij over kinderen. De rechtbank begrijpt uit de toelichting op het verzoek dat het verzoek erop gericht is dat de voogdijbeslissing van de rechtbank te Maputo, Mozambique van 28 augustus 2020 (eventueel in combinatie met de beslissing van 13 oktober 2020) in Nederland wordt erkend, zodat daarvan aantekening kan worden gemaakt in het gezagsregister. De rechtbank zal het verzoek daarom als zodanig opvatten.
Mozambique is geen EU-lidstaat, zodat voor erkenning van de uitspraak ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid de vordering Brussel II-ter geen basis kan zijn. Mozambique is ook niet aangesloten bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 of enig ander verdrag dat ziet op ouderlijke verantwoordelijkheid, zodat erkenning ook niet kan plaatsvinden op grond van een verdrag dat de erkenning van gezagsbeslissingen met Nederland regelt. De rechtbank zal daarom aan de hand van de in de rechtspraak ontwikkelde criteria voor erkenning van buitenlandse uitspraken op grond van artikel 431 Rv beoordelen of de uitspraak voor wat betreft de aspecten met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid voor bekrachtiging in Nederland in aanmerking komt.
Naar de huidige stand van het commune recht kunnen de regels inzake de erkenning van
vreemde vonnissen als volgt worden samengevat. Het vreemde vonnis wordt, ongeacht zijn aard en strekking, erkend, indien aan een viertal minimumvereisten is voldaan, te weten;
dat de vreemde rechter op een internationaal aanvaardbare grond rechtsmacht heeft aangenomen;
dat het vreemde vonnis tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging;
dat het vreemde vonnis niet in strijd mag zijn met de openbare orde en
dat de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de uitspraak aan het genoemde viertal minimumvereisten, op de volgende gronden.
Met betrekking tot 1:
De beslissing is in Mozambique genomen terwijl verzoekers en de drie kinderen op dat moment in Mozambique verbleven en verzoekers en de kinderen de Mozambikaanse nationaliteit hadden. De rechtbank gaat ervan uit dat de rechtbank te [geboorteplaats] , Mozambique, zich op grond daarvan bevoegd heeft geacht kennis te nemen van het verzoek met betrekking tot het vestigen van een “pleegouder-familieband” (‘establishment of the foster familybond’). Dit is een naar internationale maatstaven algemeen aanvaarde bevoegdheidsgrond.
Met betrekking tot 2:
De rechtbank te [geboorteplaats] , Mozambique, heeft uitspraak gedaan op gezamenlijk verzoek van verzoekers en heeft - zoals uit de beschikking van 28 augustus 2020 blijkt – andere belanghebbenden, waaronder de biologische vader van de kinderen en zijn familie in de procedure betrokken. In de beschikking is overwogen dat de biologische vader zijn toestemming heeft gegeven aan verzoekers om met de drie kinderen een “pleegouder-familieband” te vestigen. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat een behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot 3:
Van strijd van deze uitspraak met de openbare orde is niet gebleken. Zoals hierna zal worden overwogen brengt de vaststelling van de pleegouderband tussen verzoekers en de kinderen naar Mozambikaans recht met zich mee dat verzoekers belast zijn met een vorm van gezag over de kinderen. In zoverre wijkt het Mozambikaanse recht af van het Nederlandse recht.
Dat het Nederlandse recht deze vorm van pleegoudergezag niet kent, levert geen strijd op met de openbare orde.
Met betrekking tot 4:
Nadat de kinderen zich met verzoekers in Nederland hebben gevestigd, is op verzoek van de Raad op respectievelijk 18 oktober 2024 en 10 december 2024, ten aanzien van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] naar Nederlands recht de maatregel van voorlopige voogdij door de rechtbank Oost -Brabant en de rechtbank Den Haag uitgesproken. Noch de Raad noch de rechtbanken Den Haag en Oost-Brabant hebben hierbij onderzocht of in Mozambique al was voorzien in het gezag en of die beslissing voor erkenning vatbaar was. Bij de vaststelling van de voorlopige voogdij is uitgegaan van de veronderstelling dat uitsluitend sprake was van pleegouderschap zoals we dat in Nederland kennen en dus sprake was van een gezagsvacuüm.
Om te kunnen beoordelen of sprake is van ‘onverenigbaarheid’, moet worden nagegaan of de betrokken beslissingen - de Mozambikaanse uitspraak en de beslissingen over de voorlopige voogdij - rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. De voorlopige voogdij betreft slechts een tijdelijke voorziening in de voogdij, bedoeld te gelden totdat in het gezag of de voogdij is voorzien, of – zoals in deze situatie – bevestigd is dat en wie met het gezag of de voogdij is belast en van een gezagsvacuüm geen sprake (meer) is. Er is dus geen sprake van een situatie waarin de betrokken beslissingen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Ook de vierde voorwaarde vormt dus geen reden om aan de uitspraak van de Mozambikaanse rechter haar werking te onthouden.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op al het hiervoor overwogene de Mozambikaanse uitspraak en het rechtsgevolg daarvan in Nederland voor bekrachtiging in aanmerking komt.
Gezag/voogdij
De vraag is vervolgens of, zoals verzocht, kan worden vastgesteld dat verzoekers belast zijn met de voogdij over [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Daarbij dient eerst de vraag te worden beantwoord hoe de uitspraak van de Mozambikaanse rechtbank, waarin de “foster family bond” tussen verzoekers en de kinderen is vastgesteld, moet worden uitgelegd.
In dat verband is relevant dat artikel 339 van de Mozambikaanse Familiewet als alternatief voor ouderlijk gezag zowel voogdij als (de opname in een) pleeggezin noemt. Die opname in een pleeggezin is verder uitgewerkt in de artikelen 390 e.v. van de Familiewet, waarop de uitspraak van de Mozambikaanse rechtbank gebaseerd is. In die artikelen is onder meer opgenomen dat het pleeggezin een alternatief is om het ouderlijk gezag uit te oefenen, dat de biologische ouders van de minderjarigen toestemming moeten geven voor de integratie in het nieuwe gezin, mits zij het volledige ouderlijk gezag uitoefenen en dat het pleegkind en het pleeggezin zijn onderworpen aan de rechten en plichten die het ouderlijk gezag specifiek aan hen toekent, onverminderd het bepaalde in de wet inzake pleeggezinnen en adoptie.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat naar Mozambikaans recht (in elk geval) op drie wijzen in het gezag over kinderen kan worden voorzien, namelijk door:
- ouderlijk gezag,
  • gezag verkregen door pleegouders via een rechterlijke uitspraak en met toestemming van de biologische ouders en
  • voogdij.
De rechtbank leidt daaruit ook af dat, in het geval de pleegouderband wordt vastgesteld, daarmee een vorm van gezag/voogdij wordt toegekend aan de pleegouders, welke gezag een alternatief vormt voor het “ouderlijk” gezag en het gezag van de ouders dus vervangt en uitsluit. In zoverre wijkt het Mozambikaanse recht af van het Nederlandse recht, waarin het pleegouderschap niet vanzelfsprekend tot gevolg heeft dat de pleegouders belast zijn met het gezag/de voogdij over pleegkinderen.
In het onderhavige geval hebben verzoekers naar Mozambikaans recht en met toestemming van de biologische vader van de kinderen, door de rechterlijke uitspraak waarin de pleegouderband is vastgesteld dus het gezag over [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] verkregen.
Verzoekers zijn naar Mozambikaans recht dan ook gezagdragers geworden.
Ingevolge artikel 16 lid 3 en 4 juncto artikel 20 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 blijft een eenmaal in een andere Staat gevestigde ouderlijke verantwoordelijkheid na verplaatsing van de gewone verblijfplaats kinderen naar een andere Staat bestaan, ook als het gaat om een voorziening die is gevestigd naar het recht van een Staat die niet een verdragsluitende Staat is. Het in Mozambique gevestigde gezag is ook na de verhuizing van
de kinderen naar Nederland dus in stand gebleven.
Nadien zijn JBB en JBW met de voorlopige voogdij over de kinderen belast. De voorlopige voogdij vervalt na verloop van drie maanden na de dag van de beschikking, tenzij voordien om een voorziening in het gezag over de kinderen is verzocht (art. 1:241 lid 4 BW). De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 januari 2025 om een voorziening in het gezag verzocht. Op dat verzoek is nog niet beslist. Het eerdere verzoek om bekrachtiging van de uitspraak van de Mozambikaanse rechter kwalificeert echter eveneens als een verzoek om een voorziening in het gezag. Met deze beslissing over het gezag/de voogdij van verzoekers wordt in het gezag over de kinderen voorzien. Daardoor is geen sprake meer van een gezagsvacuüm. Het stelsel van de voorlopige voogdij brengt met zich mee dat de voorlopige voogdij, die uitsluitend gegrond is op het bestaan van een gezagsvacuüm, met deze uitspraak eindigt.
De rechtbank zal daarom, conform het verzoek van verzoekers, vaststellen dat verzoekers belast zijn met een vorm van gezag naar Mozambikaans recht, vergelijkbaar met het gezag/de voogdij zoals we dit in Nederland kennen, over [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
Gezagsregister
Zoals hiervoor reeds is overwogen, begrijpt de rechtbank het verzoek aldus dat verzocht wordt om inschrijving van de beslissing van de rechtbank te Maputo, Mozambique van 28 augustus 2020 en de erkenning/bekrachtiging daarvan door deze rechtbank in onderhavige beschikking in het gezagsregister.
Op grond van artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters komen strikt genomen alléén buitenlandse beslissingen die van rechtswege (op grond van artikel 23 Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, artikel 7 van het oudere Haags kinderbeschermingsverdrag van 1961, artikel 21 verordening Brussel II-bis of artikel 30 Brussel II ter) kunnen worden erkend, voor inschrijving in het gezagsregister in aanmerking. Uit de nota van toelichting bij het (gewijzigde) Besluit gezagsregisters volgt dat deze keuze is gemaakt omdat in de praktijk de behoefte wordt gevoeld om ook buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden. De reden dat alleen beslissingen die van rechtswege worden erkend in het Besluit zijn opgenomen ziet er uitsluitend op dat ten aanzien van die beslissingen geen inhoudelijke toets aangaande de erkenning hoeft te worden uitgevoerd, zodat de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat kunnen worden geacht deze aantekening te verwerken.
In de praktijk wordt evenwel een gelijke behoefte gevoeld om buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden waarvan de erkenning/bekrachtiging door de Nederlandse rechter is uitgesproken. Ook nadat de Nederlandse rechter in een uitspraak inhoudelijk heeft getoetst of de betreffende buitenlandse beslissing voor erkenning/bekrachtiging in aanmerking komt, kunnen de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat worden geacht de aantekening van die buitenlandse gezagsbeslissing in combinatie met de Nederlandse erkenningsbeslissing te verwerken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters analoog toe te passen en zal de griffier gelasten om deze uitspraak aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van de Mozambikaanse beslissingen van 18 augustus 2020 en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.
Brief kinderen
Tot slot hecht de rechtbank er nog aan de ouders te laten weten dat zij vandaag in een aparte brief ook aan [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zelf de beslissing als volgt heeft uitgelegd:
“Beste [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ,
Jullie hebben op 12 mei 2025 met mij gesproken over de vraag welke volwassene beslissingen over jullie mag nemen. Dat noemen we gezag of voogdij. Daarna hebben we gesproken met alle volwassenen die bij jullie betrokken zijn. Ik wil jullie in deze brief graag uitleggen wat ik samen met de twee andere rechters heb besloten en waarom wij dat hebben gedaan.
De rechter in Mozambique heeft in 2020 besloten dat [verzoeker] en [verzoekster] pleegouders voor jullie zijn. De belangrijkste vraag die wij moesten beantwoorden is of die beslissing van de rechter in Mozambique ook in Nederland geldt en wat die beslissing precies betekent.
We hebben daar goed over nagedacht en zijn tot de conclusie gekomen dat pleegouders naar het recht van Mozambique degenen zijn die bevoegd zijn om beslissingen te nemen over kinderen. In Mozambique hebben [verzoeker] en [verzoekster] dus een vorm van gezag over jullie gekregen. De beslissing is in Mozambique volgens alle geldende regels genomen en geldt daarom ook in Nederland.
Dit betekent dat [verzoeker] en [verzoekster] gezag hebben over jullie en dus de belangrijke beslissingen over jullie mogen nemen.
De jeugdbeschermers hebben in oktober/november 2024 voorlopig de voogdij over jullie gekregen, omdat op dat moment niet duidelijk was of, en zo ja wie, gezag over jullie had. Omdat nu duidelijk is dat [verzoeker] en [verzoekster] het gezag over jullie hebben, geldt die voorlopige voogdij van de jeugdbeschermers niet meer.
Jullie hebben in het gesprek met mij verteld wie volgens jullie het beste de beslissingen over jullie kan nemen, waar jullie willen wonen en dat jullie elkaar graag vaker willen zien. Omdat wij alleen moesten kijken wie nu het gezag heeft, hebben we bij het nemen van de beslissing geen rekening kunnen houden met jullie wensen.
Wel hebben we met alle volwassenen die bij de zitting aanwezig waren jullie wensen besproken. [verzoeker] en [verzoekster] hebben verteld het ermee eens te zijn dat jullie nu wonen waar jullie wonen. Afgesproken is ook dat alle volwassenen met elkaar blijven praten om ervoor te zorgen dat jullie elkaar zoveel mogelijk kunnen zien.
Ik hoop dat onze beslissing duidelijk voor jullie is en wens jullie alle goeds voor de toekomst.
De kinderrechter”

Beslissing

De rechtbank:
bekrachtigt de uitspraak van 28 augustus 2020 van “The Juvenile Court of Maputo City, 2nd Section, Republic of Mozambique”, van welke uitspraak een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
stelt vast dat verzoekers belast zijn met een vorm van gezag naar Mozambikaans recht, vergelijkbaar met het gezag/de voogdij zoals we dit in Nederland kennen, over [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van 28 augustus 2020 en de onderhavige beslissing;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Emmens, E.D.A. Geleijns en C. Witteman, rechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2025.