ECLI:NL:RBDHA:2025:11423
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag Bpm en waardevermindering door schade en schadeverleden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser was opgelegd. Eiser had op 23 november 2021 aangifte gedaan voor een Audi Q5, die op dezelfde dag door de RDW was gekeurd. De naheffingsaanslag, gedateerd op 20 januari 2023, betrof een bedrag van € 6.442, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. Eiser betwistte de naheffingsaanslag en voerde aan dat er waardevermindering was door schade en schadeverleden, maar kon dit niet aannemelijk maken.
Tijdens de zitting op 16 juni 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de inspecteur van de Belastingdienst niet in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor naheffing niet was overschreden en dat de door eiser bepleite herleidingsmethode niet werd gevolgd. De rechtbank volgde de inspecteur in de vaststelling van de handelsinkoopwaarde en de waardevermindering wegens schade. Eiser kreeg wel recht op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase, en de proceskosten werden vastgesteld op € 227.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier mr. T. Blauw aanwezig was.