In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 10 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis, alsook een mvv voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’ op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de termijn voor het nemen van een besluit heeft overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet eveneens worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in het bestuursrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op verblijf en gezinshereniging.