ECLI:NL:RBDHA:2025:1129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van mevrouw [verzoekster] na beroep op de hardheidsclausule
Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de toelating van mevrouw [verzoekster] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Mevrouw [verzoekster] bevond zich in een problematische schuldensituatie en heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De zitting vond plaats op 20 januari 2025, waar mevrouw [verzoekster] en haar schuldhulpverlener, C. Helliger, alsook de beschermingsbewindvoerder R. Vink aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [verzoekster] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, waaronder de eis dat zij te goeder trouw was bij het ontstaan van haar schulden. Er was echter een recente schuld aan het CJIB van € 1.874,74, waarvan de rechtbank moest beoordelen of deze als te goeder trouw kon worden aangemerkt.
Namens mevrouw [verzoekster] is een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep slaagt, omdat mevrouw [verzoekster] de omstandigheden die bepalend waren voor het ontstaan van haar schulden in voldoende mate onder controle heeft gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast voornamelijk oudere schulden betreft en dat haar financiële situatie stabiel is.
De rechtbank heeft vervolgens besloten om het verzoek van mevrouw [verzoekster] toe te wijzen en haar toe te laten tot de WSNP voor een periode van achttien maanden, te rekenen vanaf 27 januari 2025. De rechtbank heeft ook de verplichtingen beschreven waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen, waaronder een informatieverplichting en een afdrachtsverplichting. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier.