ECLI:NL:RBDHA:2025:1128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677489 FT RK 24/1121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling

In deze zaak heeft mevrouw [naam] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar schuldeisers, omdat zij in een problematische schuldensituatie verkeert. Mevrouw [naam] heeft een schuldenlast van € 56.510,05 aan 16 schuldeisers en heeft een voorstel gedaan voor een schuldregeling, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het restant wordt kwijtgescholden. Echter, niet alle schuldeisers hebben ingestemd met dit voorstel, wat heeft geleid tot haar verzoek aan de rechtbank.

De rechtbank heeft op 27 januari 2025 het verzoek van mevrouw [naam] afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het voorstel niet het maximaal haalbare was en dat de schuldbemiddeling niet op de juiste wijze was uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat het aan de schuldeisers vrijstaat om te verlangen dat hun vordering volledig wordt betaald, en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om hen te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag, maar dat het aanbod van mevrouw [naam] niet voldoende was om de schuldeisers te overtuigen.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de meerderheid van de schuldeisers, die samen meer dan 89% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, weliswaar instemde met de regeling, maar dat dit niet voldoende was om het verzoek te honoreren. Mevrouw [naam] heeft aangegeven dat zij haar verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zal handhaven, en de rechtbank zal hierover in een apart vonnis beslissen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/677489 / FT RK 24/1121
vonnis van 27 januari 2025
in de zaak van
[naam],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
hierna: mevrouw [naam],
tegen
[bedrijfsnaam 1] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
hierna: [bedrijfsnaam 1].
[bedrijfsnaam 2] B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
hierna: [bedrijfsnaam 2].
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [naam] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft mevrouw [naam] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
Mevrouw [naam] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 56.510,05 aan 16 schuldeisers. Het is mevrouw [naam] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft zij voor het laatst op 30 mei 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 9,74% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 4,87%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijfsnaam 1] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam] heeft een schuld aan [bedrijfsnaam 1] van € 1.117,79, dat is 2,03% van de totale schuldenlast.
1.3.
[bedrijfsnaam 2] is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam] heeft een schuld aan [bedrijfsnaam 2] van € 4.717,16, dat is 8,58% van de totale schuldenlast.
1.4.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [naam] op 19 december 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank verweersters dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [naam] zijn behandeld op de zitting van 20 januari 2025. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam],
- C. Helliger, schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- R. Vink, beschermingsbewindvoerder.
2.2.
Verweersters zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [naam] stelt dat het onredelijk is dat verweersters het aanbod niet aanvaarden. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
Verweersters hebben hun standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van mevrouw [naam] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweersters weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde(n), namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
Mevrouw [naam] heeft niet het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [naam] aan haar schuldeisers heeft gedaan is niet het maximaal haalbare. Het aanbod betreft een saneringskrediet en is gebaseerd op het loon met een aanvullende Pw-uitkering. Mevrouw [naam] heeft een 0-urencontract en werkt zes uur per week in een vishandel. Uit de stukken volgt dat er is gekozen voor een saneringskrediet, omdat, gelet op het arbeidsverleden en het ontbreken van een startkwalificatie, niet aannemelijk is dat mevrouw in de nabije toekomst meer dan 130% van de bijstandsnorm zal kunnen genereren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. Mevrouw [naam] heeft namelijk een arbeidsverleden in de vishandel. Wanneer mevrouw [naam] een fulltime inkomen zou genereren zou het aanbod op basis van haar huidige uurloon hoger uitvallen. Mevrouw [naam] heeft ter zitting verklaard dat zij niet meer uren kan werken in verband met haar thuiswonende kinderen die veel aandacht opeisen. Mevrouw [naam] heeft echter geen stukken aangeleverd waaruit blijkt dat haar kinderen zoveel zorg nodig hebben dat zij maar 6 uur per week kan werken. Ze heeft ook geen stukken aangeleverd waaruit blijkt dat zij arbeidsongeschikt is.
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 89% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft weliswaar ingestemd met de aangeboden schuldregeling, maar in dit geval is van belang dat het voorstel niet het maximaal haalbare is.
Op het WSNP-verzoek wordt in een apart vonnis beslist
4.8.
Mevrouw [naam] heeft op de zitting laten weten het verzoek om te worden toegelaten tot WSNP te handhaven als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen. De rechtbank zal op dat verzoek in een apart vonnis beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoekster gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoekster tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).