ECLI:NL:RBDHA:2025:11254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/685703 / FA RK 25-3862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van artikel 8:12 Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1963, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie had verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, die eerder op 16 september 2024 was afgegeven, omdat de huidige huisregels onvoldoende bescherming bieden tegen het gevaar dat de betrokkene, die lijdt aan schizofrenie, op zijn kamer rookt en daarmee brandgevaar veroorzaakt. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de huisregels afdoende zijn, maar de rechtbank oordeelde dat deze regels niet voldoende zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank stelde vast dat de betrokkene niet leerbaar is en dat er stelselmatige controles nodig zijn om de veiligheid van hemzelf, medebewoners en personeel te waarborgen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd, zodat behandelaren de bevoegdheid hebben om de kamer van de betrokkene te doorzoeken en hem preventief te fouilleren. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging evenredig en effectief is en heeft deze goedgekeurd voor de duur van de zorgmachtiging tot en met 16 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/685703 / FA RK 25-3862
Datum beschikking: 11 juni 2025

Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [instelling] , afdeling [afdeling] te [plaats] ,
advocaat: mr. D.J. Ladrak te Warmond.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 mei 2025, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 16 september 2024 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in een noodsituatie van 22 mei 2025;
- een aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging aan de geneesheer-directeur van 23 mei 2025 door [naam 1] , zorgverantwoordelijke;
- een aanvraag aan de officier van justitie van 23 mei 2025 door de geneesheer-directeur;
- een gewijzigd zorgplan van 23 mei 2025;
- een aanvullende medische verklaring van 23 mei 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- de basisarts, [naam 2] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Ter zitting is gebleken dat betrokkene tien minuten voor de zitting bij de advocaat heeft aangegeven dat hij niet bij de zitting aanwezig wilde zijn of met de rechtbank wilde spreken. Vervolgens is betrokkene weggegaan. De advocaat heeft aangegeven dat het niet zinvol is om nog op zoek te gaan naar betrokkene. Volgens de advocaat wil betrokkene, net als bij eerdere zittingen, echt niet in gesprek met de rechter. De advocaat heeft het verzoekschrift met betrokkene besproken en kan zijn standpunt naar voren brengen. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder betrokkene.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft namens betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek en daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De huisregels zijn afdoende om de kamer van betrokkene te controleren op rookwaar, aanstekers en bedorven etenswaar. In de huisregels is namelijk het verbod op roken met een bijbehorende sanctie opgenomen:
‘Roken op je afdeling of in je appartement is verboden. […] Medewerkers zijn altijd bevoegd om in te grijpen of afspraken aan te passen als zij dit nodig vinden.’
De advocaat acht deze bevoegdheid geëigend en toereikend om de rookproblematiek van betrokkene en het daaruit voortvloeiende ernstig nadeel aan te kunnen pakken. Subsidiair stelt de advocaat dat de vorm van verplichte zorg ‘onderzoek aan kleding en/of lichaam’ te vergaand is. Als het gaat om het voorkomen dat betrokkene op zijn kamer zal roken acht de advocaat onderzoek aan kleding passend, maar onderzoek aan het lichaam gaat te ver.
De arts heeft, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat wijziging van de zorgmachtiging nodig is. Betrokkene is vanwege zijn schizofrenie niet in staat te overzien dat het gevaarlijk is om op je kamer te roken. Ondanks het verbod in de huisregels blijft betrokkene op zijn kamer roken, waarbij brandgevaar ontstaat. Zo zijn er brandgaten aangetroffen in zijn brandwerende matras en op de grond. Uit veiligheidsoogpunt zijn de gordijnen en de prullenbak van de kamer van betrokkene verwijderd. Naast brandgevaar heeft het roken ook een negatieve invloed op de medicatiespiegel van betrokkene waardoor de medicatie een minder goed effect heeft en betrokkene meer agressie laat zien. Doordat er nu geen zicht is op de hoeveelheid die betrokkene rookt is dit ook gevaarlijk voor zijn toestandsbeeld. Verder heeft betrokkene de vrijheid om zelf boodschappen te doen, maar bewaart en gebruikt hij de boodschappen op een verkeerde manier waardoor het risico bestaat dat betrokkene ziek wordt of dat er ongedierte op de afdeling komt. Betrokkene laat bijvoorbeeld dagenlang rauwe kip buiten de koelkast liggen die hij vervolgens wil opeten, wat gevaarlijk is voor zijn gezondheid. De arts stelt dat de huisregels onvoldoende zijn om bovengenoemd ernstig nadeel te kunnen afwenden omdat het de behandelaren niet de bevoegdheden biedt om betrokkene preventief te fouilleren en zijn boodschappentas en kamer te doorzoeken naar rookwaren en contrabanden. Er wordt nu geprobeerd om dat op vrijwillige basis te doen, maar betrokkene toont hier steeds vaker weerstand tegen. Bovendien is betrokkene niet leerbaar waardoor de sanctie uit de huisregels geen effect op hem heeft.

Beoordeling

Ten aanzien van betrokkene is op 16 september 2024 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
Betrokkene laat vanuit zijn schizofrenie, met chronisch psychotisch toestandsbeeld, agressief gedrag zien waarbij vooral wordt geschreeuwd en gescholden. Betrokkene heeft geen ziektebesef of -inzicht. Betrokkene veroorzaakt brandgevaar doordat hij rookt op zijn kamer. Ook bestaat het risico op ernstig ziek worden van bedorven voedingsmiddelen. Tijdens de controles om dit gevaar af te kunnen wenden laat betrokkene steeds meer weerstand en agressie zien jegens de behandelaren.
Teneinde deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
Gebleken is dat deze vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging, ook na verloop van drie dagen moeten worden voortgezet.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. In lijn met de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 27 maart 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:2178) is de rechtbank van oordeel dat de zorgmachtiging wijziging behoeft omdat, anders dan de advocaat heeft bepleit, de huisregels in dit geval onvoldoende toereikende mogelijkheden bieden aan de behandelaren om het ernstig nadeel te kunnen voorkomen dan wel af te wenden. Op basis van de huisregels kunnen de behandelaren weliswaar de kamer van betrokkene betreden op het moment dat hij rookt, maar dat is onvoldoende om het brandgevaar daadwerkelijk af te kunnen wenden, mede doordat betrokkene niet leerbaar is in zijn gedragingen en zijn gevaarlijke gedrag blijft voortzetten. Hierdoor zijn er stelselmatige, preventieve controles nodig om de algemene veiligheid van betrokkene, medebewoners en personeel te kunnen waarborgen waarbij de behandelaren zijn kleding, tas en kamer mogen doorzoeken naar rookwaar en contrabanden. De rechtbank is van oordeel dat de huisregels onvoldoende grondslag bieden voor deze stelselmatige controles en dat dergelijke maatregelen enkel verricht kunnen worden in het kader van een zorgmachtiging.
Voorts is gebleken dat betrokkene zich verzet tegen deze aanvullende vormen van verplichte zorg. Betrokkene verzet zich regelmatig, gepaard gaand met verbale agressie, tegen deze controles.
De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen voor de duur van zorgmachtiging, te weten tot en met 16 september 2025. De rechtbank sluit hierbij aan bij de tekst van de vormen van verplichte zorg zoals in de wet geformuleerd, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.

Beslissing

De rechtbank:
wijzigt de op 16 september 2024 verleende zorgmachtiging ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 september 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, en schriftelijk in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025, in aanwezigheid van F.V.R. van Leeuwen, griffier..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.