In deze zaak gaat het om een moeder en haar drie minderjarige kinderen van Nigeriaanse nationaliteit die sinds 2009 in Nederland verblijven. De moeder heeft zich nalatig opgesteld door zich niet beschikbaar te houden voor vertrek, wat de minister van Asiel en Migratie heeft aangevoerd als reden voor de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van deze nalatigheid voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de bevindingen uit de BIC-rapporten, die de ontwikkeling van de kinderen in kaart brengen, niet op de juiste wijze heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, omdat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheden van de kinderen, zoals discontinuïteit en gebrek aan toekomstperspectief, niet zouden leiden tot een afwijking van het beleid. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de belangen van de kinderen en de lange verblijfsduur van het gezin in Nederland. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die de rechten van kinderen raken.