ECLI:NL:RBDHA:2025:11124
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. Kraefft
- M.J. Schelhaas
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser, die stelt de Turkse nationaliteit te hebben, heeft op 11 februari 2025 een asielaanvraag ingediend, welke door verweerder niet in behandeling is genomen omdat Zweden verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser is in beroep gegaan tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat verweerder had moeten afwijken van het interstatelijke vertrouwensbeginsel en zijn aanvraag alsnog had moeten behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 25 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming of dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek van eiser af. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.