ECLI:NL:RBDHA:2025:11115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
NL25.4347
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van eiseres met Keniaanse nationaliteit en afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, die stelt de Somalische nationaliteit te bezitten, heeft op 17 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat verweerder ervan uitgaat dat eiseres de Keniaanse nationaliteit heeft, zoals blijkt uit gegevens in EU-vis. De rechtbank heeft op 28 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

Eiseres voert aan dat haar identiteit, nationaliteit en herkomst in voldoende mate zijn komen vast te staan en dat de afwijzing van haar aanvraag onzorgvuldig is. Ze heeft verklaard dat ze in Somalië is ontvoerd door een lid van Al-Shabaab en dat ze vreest voor haar leven bij terugkeer. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet heeft aangetoond dat de minister niet van de onderzoeksresultaten in EU-vis mag uitgaan. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft aangenomen dat eiseres de Keniaanse nationaliteit bezit en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Het beroep wordt ongegrond verklaard en de rechtbank beslist dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4347

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. van Putten),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag). Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL25.4348), op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Abdi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiseres heeft op 17 september 2022 een asielaanvraag ingediend.
2.2.
Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij de Somalische nationaliteit bezit en niet de Keniaanse. Zij is in 2022 in Somalië ontvoerd door [persoon A] . [persoon A] was een lid van Al-Shabaab die eiseres dwong om met hem te huwen. Eiseres heeft toen opgesloten gezeten in een Al-Shabaab basis waar ze stelt te zijn misbruikt, mishandeld en vernederd. Zij is uit deze basis ontsnapt waarna zij Somalië een paar dagen later heeft verlaten. Tussen haar ontsnapping en haar vertrek is haar vader vermoord door Al-Shabaab. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiseres voor [persoon A] . Ook vreest zij door hem vermoord te worden.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder het volgende relevante element:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig.
3.1.
Verweerder gaat ervan uit dat eiseres de Keniaanse nationaliteit heeft, zoals volgt uit de gegevens in EU-vis. Verweerder heeft in de beoordeling van de asielaanvraag om die reden enkel getoetst aan Kenia. Hetgeen eiseres heeft verklaard over wat zij heeft meegemaakt in Somalië met een lid van Al-Shabaab heeft verweerder niet meegenomen in de beoordeling van de asielaanvraag, omdat de Somalische nationaliteit van eiseres niet vast is komen te staan.
3.2.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Beoordeling door de rechtbank

Identiteit, nationaliteit en herkomst
4. Eiseres voert aan dat haar identiteit, nationaliteit en herkomst ( [naam] , geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] , met de Somalische nationaliteit) in voldoende mate zijn komen vast te staan en geloofwaardig dienen te worden geacht. Zij heeft niet de gelegenheid gehad om te reageren op het onderzoek van Bureau Documenten, omdat zij pas na het instellen van het beroep in het bezit is gekomen van de resultaten van het onderzoek van 8 augustus 2024, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst. Een begeleidend schrijven, dan wel reactie van verweerder op dit onderzoek, waaruit zou blijken wanneer en aan wie de resultaten van het onderzoek zouden zijn verstuurd, ontbreekt. Het bestreden besluit is volgens eiseres daarom onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Verder volgt uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 en van december 2021 dat het verifiëren van documenten uit Somalië op authenticiteit onmogelijk is, omdat er geen betrouwbare persoonsregistratie bestaat en omdat het hierdoor in Somalië relatief eenvoudig is om aan vervalste documenten te komen. Er kan volgens eiseres daarom weinig tot geen waarde worden gehecht aan het onderzoek van Bureau Documenten. Eiseres wijst er verder op dat ingevolge Werkinstructie 2022/4 het niet opstarten van een taalanalyse een indicatie is dat de opgegeven herkomst wel degelijk kan kloppen. Verweerder gaat er kennelijk van uit dat de Somalische herkomst van eiseres aannemelijk kan worden geacht. Zij wijst er verder op dat haar verklaringen wellicht niets zeggen over de vraag of het Keniaanse paspoort vals is of op valse wijze is verkregen, maar de verklaringen bevestigen wel haar identiteit, nationaliteit en herkomst. Zij verwijst hierbij tevens naar paragraaf C1/4.2.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000. Ook heeft eiseres in beroep een kopie van haar Somalische identiteitsverklaring en nationaliteitsverklaring overgelegd, die zij van de Somalische ambassade in België heeft ontvangen. Zij heeft ook de originele verklaringen in haar bezit, zodat deze indien gewenst kunnen worden opgestuurd ter verificatie.
4.1.
Uit EU-vis is gebleken dat eiseres bij de Duitse ambassade in Doha (Qatar) een visum heeft aangevraagd, waarbij gebruik is gemaakt van een Keniaans paspoort dat geldig is van 20 augustus 2018 tot 19 augustus 2028. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661, en van 3 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1017) volgt dat verweerder er in beginsel uit mag gaan van de juistheid van de informatie in EU-vis en dat het aan eiseres is om aan te tonen dat in haar geval deze informatie onjuist is.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aangetoond dat verweerder niet van de onderzoeksresultaten in EU-vis, waaronder dat zij de Keniaanse nationaliteit heeft, mag uitgaan. De verklaringen van eiseres – onder meer dat zij een vals Keniaans paspoort heeft gebruikt en zij de Somalische nationaliteit heeft – zijn zonder nadere onderbouwing onvoldoende en doen niet af aan de juistheid van de informatie in EU-vis. Verweerder heeft gemotiveerd dat de juistheid van de verklaringen van eiseres over Somalië, en zo ook de taalindicatie, niet worden meegewogen in de beslissing, omdat de verklaringen niets zeggen over de vraag of het Keniaanse paspoort vals is of op valse wijze verkregen. Met die verklaringen kan eiseres niet onderbouwen dat zij de Keniaanse nationaliteit niet bezit. Ook een taalindicatie kan hooguit een indicatie geven over de herkomst en moedertaal van eiseres, maar daarmee kan een nationaliteit niet worden vastgesteld. Eiseres heeft ook een geboorteakte en identiteitsbewijs overgelegd die onderzocht zijn door Bureau Documenten. Deze documenten zijn volgens Bureau Documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven, zodat ook deze documenten onvoldoende zijn om te twijfelen aan de informatie in EU-vis. Anders dan eiseres stelt, bevestigen de resultaten van Bureau Documenten juist wat uit het ambtsbericht volgt
.Verder geldt dat eiseres in beroep de gelegenheid heeft gehad te reageren op het onderzoek door Bureau Documenten. Niet is gebleken dat zij hierdoor in haar belangen is geschaad. Verweerder stelt zich ook terecht op het standpunt dat de door eiseres in beroep overgelegde nationaliteitsverklaring en identiteitsverklaring die zij via de ambassade in Brussel heeft verkregen, niet onderbouwen dat eiseres de Keniaanse nationaliteit niet bezit. Nader onderzoek naar deze documenten is daarom niet nodig. Ter zitting is gebleken dat eiseres geen poging heeft ondernomen om bij de Keniaanse ambassade uitsluitsel te krijgen over de afgifte van haar Keniaanse paspoort en over haar Keniaanse nationaliteit. Eiseres heeft hiermee niet voldaan aan haar inspanningsverplichting om aannemelijk te maken dat zij haar Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen (zie de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071).
Gelet op het voorgaande, en nu eiseres ook anderszins niet heeft aangetoond dat zij niet de Keniaanse nationaliteit bezit, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder niet van de resultaten in EU-vis heeft mogen uitgaan en is verweerder bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres op goede gronden uitgegaan van haar Keniaanse nationaliteit.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.