ECLI:NL:RBDHA:2025:1101

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
24/6251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 9 oktober 2023 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, na een aanhouding op 12 november 2022 waarbij bleek dat eiser onder invloed van cannabis was. De rechtbank behandelt het beroep op 19 december 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig zijn. Eiser betwist de conclusies van het psychiatrisch rapport dat drugsmisbruik vaststelt, en stelt dat het rapport intern tegenstrijdig is. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig heeft verklaard. De rechtbank verwijst naar de diagnose van drugsmisbruik die is gesteld door de psychiater, en concludeert dat de bevindingen van de psychiater voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de diagnose onjuist is. De rechtbank oordeelt dat de conclusie van de psychiater over tolerantie en onderrapportage begrijpelijk is, en dat het rapport geen gebreken vertoont. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft totdat hij kan aantonen dat hij een jaar lang is gestopt met drugsmisbruik. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6251

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.C. Cox),
en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: drs. I. Metaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs door het CBR. Het CBR heeft het rijbewijs van eiser met het besluit van 9 oktober 2023 ongeldig verklaard vanaf 16 oktober 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 12 november 2022 door de politie aangehouden als bestuurder van een personenauto. Hierbij is gebleken dat eiser onder invloed was van drugs (cannabis). Uit het onderzoeksresultaat van het bloedonderzoek is gebleken dat het THC-gehalte (cannabisgehalte) in eisers bloed 21 µg/l bedroeg (de grenswaarde is 3 µg/l). De politie heeft deze bevindingen op 12 januari 2023 medegedeeld aan het CBR. [1]
2.1.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft het CBR eiser bij besluit van 23 januari 2023 een onderzoek naar zijn drugsgebruik opgelegd en de geldigheid van het rijbewijs geschorst. [2] Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.
2.2.
Dit onderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden op 23 juni 2023 door een psychiater. In het Verslag van bevindingen van 24 juli 2023 4 augustus 2023 concludeert de psychiater tot de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in de zin der wet (drugsmisbruik in ruime zin). [3] Verder ziet de psychiater aanleiding om aannemelijk te achten dat het alcoholmisbruik niet is gestopt
.
2.3.
Verweerder heeft eisers rijbewijs op 9 oktober 2023 ongeldig verklaard vanwege drugsmisbruik. [4] Eiser is pas weer geschikt om te rijden als hij is gestopt met drugsmisbruik en dat één jaar volhoudt (de recidiefvrije periode). Eiser is het hier niet mee eens. In deze zaak moet de volgende vraag worden beantwoord: heeft verweerder terecht het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanwege drugsmisbruik?
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat het besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, omdat het psychiatrisch rapport niet concludent en intern tegenstrijdig is.
3.1.
Allereerst vindt eiser dat de psychiater ten onrechte vastgesteld heeft dat er sprake is van onderrapportage van het drugsgebruik. Zo concludeert de psychiater eerst dat de genoemde hoeveelheid wiet overeen komt met het geconstateerde THC-gehalte in het bloed, maar later in het rapport wordt het THC-gehalte niet overeenkomstig bevonden met de genoemde hoeveelheid gebruikte wiet.
3.2.
Ook vindt eiser dat de psychiater ten onrechte heeft vastgesteld dat er sprake is van tolerantie. Uit de uiterlijke kenmerken en het gedrag van eiser bij de aanhouding blijkt dat er geen sprake is van tolerantie. De psychiater baseert zijn conclusie op de aanname dat er geen afwijkend rijgedrag is geconstateerd bij de 13 kilometer die eiser heeft gereden, maar de politie heeft daarover niets geverbaliseerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De rechtbank stelt vast, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter, dat in een geval waarin de diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’ is gesteld, slechts aanleiding bestaat om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. [5]
4.2.
Uit het Verslag van bevindingen/ de rapportage van 24 juli 2023 volgt dat de keurend psychiater aan deze diagnose de volgende bevindingen ten grondslag heeft gelegd:
“Bij onderzoek wordt duidelijk dat er bij B. voor de aanhouding sprake was van drugsmisbruik in de zin der wet en volgens DSM-5-criteria.
Bij zijn opgegeven gebruik van 1 joint met gewone cannabis per maand, is na 4 a 8 uur tijdsverloop geen positieve speekseltest en/of bloedtest meer te verwachten. Nu dit wel het geval was, 8 uur later nog, moet er sprake zijn geweest van een veel frequenter gebruik dan hij aangeeft. Bij een frequenter gebruik is THC wel langer in speeksel en bloed aantoonbaar, daar THC dan door vetweefsel is opgenomen en zo aan het bloed wordt afgegeven. Wat betekent dat B. de frequentie en hoeveelheid van zijn drugsgebruik onderrapporteert. Dit frequentere gebruik verklaart ook waarom B. zich niet onder invloed voelde en nog in staat te rijden: hij had tolerantie opgebouwd. De meeste niet-tolerantie individuen zouden zich bij de gevonden THC-bloedspiegel van 21 pg/L t.t.v. het autorijden stoned hebben gevoeld, zeker als in beschouwing wordt genomen dat de bloedtest ruim een uur na de aanhouding plaatsvond en de THC-bloedspiegel t.t.v. de aanhouding nog (veel)
hoger moet zijn geweest. Onderrapportage, geen controle op zijn gebruik: item 1 van DSM.
B. geeft aan geen tolerantie te hebben gemerkt, maar dat is bij zijn gebruikspatroon (zeer) onwaarschijnlijk. Hij verklaarde bij de aanhouding dat hij zich niet onder invloed voelde en nog in staat te rijden. Dat wijst op tolerantie. De meeste niet tolerantie individuen zouden zich bij de gevonden bloedspiegel stoned hebben gevoeld (item 10 van DSM).
Overigens wijzen de kenmerken die de politie t.t.v. de aanhouding beschreef op recenter gebruik dan B. aangeeft. Uit zijn auto “kwam er een walm van een verse wietlucht”, maar er werden ook drugs in zijn auto aangetroffen. Het gebruik van ‘eens per maand’ cannabis gaat in zijn verhaal ook verloren: 1 joint bij de vriend, vervolgens een pure joint toen hij uit de auto stapte, in 6 uur tijd. En dan ook nog eens drugs in de auto.[…]”
B. geeft aan dat het gebruik van drugs sinds de laatste aanhouding niet is gewijzigd. Dit betekent dat de gronden waarop de diagnose is gesteld (periode voor de aanhouding) nog voortduren sinds de aanhouding. Ondanks de afwezigheid van relevante laboratoriumafwijkingen, is derhalve niet aannemelijk dat betrokkene met het drugsgebruik is gestopt.
In de aanvulling van 5 september 2023 op voormeld rapport heeft de psychiater aangegeven dat de genoemde kenmerken uit het politieverslag inderdaad aangeven dat er bij betrokkene geen sprake lijkt te zijn van tolerantie ten tijde van de aanhouding. Echter is er bij betrokkene geen sprake van afwijkend rijgedrag, wat wel verwacht mag worden bij een niet-tolerant individu met een THC-gehalte van 21 ug/L. Er lijkt daarom dus toch sprake te zijn van tolerantie, aangezien er aan het rijgedrag van betrokkene geen afwijkingen te zien waren.
In reactie op de bezwaargronden van eiser heeft de psychiater bij email van 8 maart 2024 nog als volgt gereageerd:
B. werd op 12 november 2022 rond 04.40 uur staande gehouden wegens rijden onder invloed van drugs. In zijn bloed werd THC 21 ug/L gevonden. [-]. Hij had bij een vriend wiet gebruikt, een standaard joint van 0,3 gram. Hij was met het gebruik gestart om ongeveer 22.00 uur. De genoemde hoeveelheid komt overeen met het geconstateerde bloedgehalte (6 uur tijdsverloop). B. voelde zich niet onder invloed toen hij achter het stuur stapte. Hij kwam thuis van een vriend om 4 uur ’s nachts. Hij ging naast de auto staan nadat hij was uitgestapt en heeft toen een pure joint aangestoken. Enkele minuten daarna kwam de politie langsrijden en die is gestopt. De agent rook de cannabis. [-]. Bij dit verhaal had hij om 4 uur ’s nachts geblowd. Daar past de THC-bloedspiegel van 21 ug/L bij.
De politie geeft aan dat er een walm van verse wietlucht uit de auto kwam toen B. uitstapte. Zodat niet aannemelijk is dat B. naast de auto een joint heeft opgestoken, zoals hij vertelt.
B vertelt zelf over zijn gebruik: voor de aanhouding gebruikte B. niet dagelijks. Hij gebruikte dagelijks wiet waar alleen CBD in zit. Dit ging om 0,1 gram per dag. THC-wiet gebruikte hij gemiddeld gezien eens per maand.
Bij dit gebruik, eens per maand cannabis, is het niet aannemelijk dat er na bijna 7 uur (speeksel) en 8 uur (bloed) (gebruik gestart om 22.00 uur, bloedafname 05.51 uur) nog THC in zijn speeksel resp. bloed te vinden is, zoals in het rapport beschreven.
In het rapport wordt onderbouwd dat B. zijn cannabisgebruik onderrapporteert. Hij geeft aan dat hij voor slaapproblemen door zijn ADHD wel eens een CBD-joint rookt. Het is niet waarschijnlijk dat iemand die vaker cannabis gebruikt dan hij aangeeft, tolerantie heeft opgebouwd, een CBR-joint gebruikt om in slaap te vallen. Aannemelijker is dat hij daarvoor cannabis gebruikt. [-].
B. geeft aan geen tolerantie te hebben gemerkt, maar dat is bij zijn gebruikspatroon (zeer) onwaarschijnlijk. Hij verklaarde bij de aanhouding dat hij zich niet onder invloed voelde en nog in staat te rijden. Dat wijst op tolerantie. De meeste niet tolerante individuen zouden zich bij de gevonden bloedspiegel stoned hebben gevoeld (item 10 van DSM). Hij kon bovendien nog 13 km rijden, voordat hij werd aangehouden, wat ook wijst op tolerantie.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de conclusies uit het rapport en de aanvullingen daarop van de keurend psychiater heeft mogen volgen en heeft kunnen concluderen dat er sprake is van drugsmisbruik. De keurend psychiater heeft deze diagnose gesteld aan de hand van de onder rechtsoverweging 4.2. genoemde bevindingen.
4.4.
De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont of om te oordelen dat de gestelde diagnose niet wordt gedragen door de daarin vermelde feiten en bevindingen. Hierbij is in aanmerking genomen dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van een tweede onderzoek en dat hij ook geen rapport van een medisch deskundige heeft overgelegd, waarin de conclusies en de diagnose van de keurend psychiater worden weersproken.
4.5.
De rechtbank oordeelt bovendien dat de conclusie dat sprake was van tolerantie begrijpelijk is en volgt uit de bevindingen. Allereerst bleek uit de bloedtest dat eiser zeven keer de toegestane hoeveelheid cannabis in zijn bloed had. Ook stelden de agenten fysiologische kenmerken van cannabisgebruik vast: de geur van cannabis, waterige/wazige ogen, bloeddoorlopen ogen, hangende oogleden, verkleinde pupil, langzame pupilreactie, onrustig gedrag/bewegingsdrang, verward en angstig gedrag. Desondanks heeft eiser aan de politie verklaard dat hij zich nuchter voelde en vond dat hij in staat was om te rijden. Ook is hij in staat geweest om 13 kilometer zonder ongelukken of onwel te worden af te leggen. De enkele stelling van eiser dat hij om 22.00 uur bij een vriend een joint had gerookt en rond 04.00 ’s nachts naar huis was gereden, uit de auto was gestapt en toen een pure joint had aangestoken en vervolgens na enkele minuten de politie langs kwam rijden wordt niet gevolgd. Dit nu uit de op ambtseed opgemaakt processen-verbaal van verbalisanten duidelijk volgt dat eiser rond 04.40 uur de politie voorbijreed, hij vervolgens is staandegehouden en hij toen pas uit het voertuig stapte.
4.6.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook de conclusie dat sprake was van onderrapportage begrijpelijk is en volgt uit de bevindingen. Dat de psychiater daarbij rekening heeft gehouden met twee scenario’s, waarvan er een volgt uit de politiebevindingen en wat eiser bij de politie heeft verklaard en de tweede volgt uit wat eiser naderhand, bij de psychiater en in bezwaar, hierover heeft verklaard, doet hier niets aan af. Net als verweerder, vindt de rechtbank de conclusies van de psychiater niet tegenstrijdig. Ze hangen namelijk samen met wat eiser heeft verklaard. Bij het verhoor bij de politie gaf eiser een ander, hoger drugsgebruik op dan bij het onderzoek door de psychiater. Zo zei hij tijdens het verhoor dat hij dagelijks wiet gebruikt, en dit heeft hij bij het psychiatrisch onderzoek bijgesteld naar één keer THC-wiet per maand en dagelijks CBD-wiet. Daarbij komt dat er een tegenstrijdigheid zit tussen de gemeten bloedwaarde van 21 µg/l, de wietlucht in de auto en de aanwezige drugs in de auto, en de verklaringen van verzoeker dat hij 6 uur voor de aanhouding slechts één joint had ingenomen. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het feit dat het bloedonderzoek bij het psychiatrisch onderzoek negatief was, geen reden is voor een ander oordeel. Een bloedonderzoek is een momentopname [6] en de enkele, niet-onderbouwde stelling van eiser dat hij wel wiet gebruikte toen het bloedonderzoek werd gedaan, is onvoldoende en maakt de conclusie van de psychiater niet onbegrijpelijk.
5. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het psychiatrisch rapport en de aanvullingen daarop voldoende concludent zijn. Gelet op het voorgaande mocht verweerder deze bevindingen aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers rijbewijs ongeldig blijft, totdat hij een nieuwe gezondheidsverklaring aanvraagt en blijkt dat hij één jaar lang is gestopt met het drugsmisbruik. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994).
2.Dit staat in artikel 131 van de Wvw 1994.
3.Zoals omschreven in paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
4.Op grond van artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1570 en van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2124.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling, van 24 april 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:1339). Veel rechtspraak ziet op ‘alcoholmisbruik in ruime zin’. De rechtbank gaat ervan uit dat deze overwegingen ook gelden voor de diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’. Zie ook de uitspraak van de Afdeling, van 13 september 2023, (ECLI:NL:RVS:2023:3484), r.o. 9.