ECLI:NL:RBDHA:2025:11

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
11167416/RP VERZ 24-50363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wedertewerkstelling en geschil over arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wedertewerkstelling van de verzoekster, die een arbeidsovereenkomst had met Stichting [bedrijfsnaam]. De verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.M. Eerkes, verzocht om een verklaring voor recht dat er per 1 augustus 2022 sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verwerende partij, Stichting [bedrijfsnaam], vertegenwoordigd door mr. H.J. Brouwer, betwistte dit en stelde dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023 van rechtswege was geëindigd.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2024 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de verwerende partij. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 zijn beide partijen verschenen. De kern van het geschil was of de arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betrof. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was en dat de verwerende partij niet had aangetoond dat er een uitzondering op de regel van de CAO was gemaakt.

De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023 was geëindigd en dat er geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. Het verzoek van de verzoekster werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de verwerende partij, die in totaal € 1.221,00 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
dn/c
Zaaknummer / rekestnummer: 11167416 \ RP VERZ 24-50363
Beschikking van 2 januari2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. J.M. Eerkes,
toevoeging verleend onder nummer: [nummer] ,
tegen
STICHTING [bedrijfsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [bedrijf] ,
gemachtigde: mr. H.J. Brouwer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen op 20 juni 2024, met producties 1 tot en met 13,
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 4,
- de brief van 12 september 2024 met nagezonden producties 5 tot en met 6 van de zijde van [bedrijf] , [bedrijfsnaam]
- de brief van 13 september 2024 met nagezonden producties 14 tot en met 19 van de zijde van [verzoekster] .
1.2.
Op 17 september 2024 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn [verzoekster] , bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [bedrijf] is verschenen dhr. [naam] , adjunct-directeur alsmede haar gemachtigde. Namens [verzoekster] zijn pleitaantekeningen voorgedragen. Van het overige verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak van deze beschikking nader bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze rechtszaak over?

2.1.
[verzoekster] is op 1 augustus 2021 voor twaalf maanden in algemene dienst getreden bij [bedrijf] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (bij wijze van proef artikel 3.1.2. CAO PO) in de functie van onderwijsassistent. [verzoekster] was werkzaam op de Openbare Basisschool [basisschool] in [plaats] .
2.2.
Op 1 augustus 2022 hebben partijen de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (opvolgend bij wijze van proef artikel 3.1.2. CAO PO) met twaalf maanden verlengd.
2.3.
In beide arbeidsovereenkomsten is een nagenoeg gelijkluidende bepaling met de volgende inhoud opgenomen:
Bij functioneren naar wederzijdse tevredenheid is het de intentie van werkgever deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het primair onderwijs (CAO) van toepassing. In de CAO staat in de toepasselijke versies 2021, 2022 en 2022-2023 de volgende gelijkluidend bepaling:
3.1
Arbeidsovereenkomst
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd.
2. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst niet zijnde voor vervanging of werkzaamheden van kennelijke tijdelijke aard, is het uitgangspunt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In dit geval kan eenmaal een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor ten hoogste 12 maanden worden aangegaan. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangeboden met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Alleen in zeer bijzondere gevallen kan hierna nog eenmaal een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
worden aangegaan gedurende een periode van maximaal 12 maanden.
2.5.
Bij brief van 15 juni 2023 heeft [bedrijf] aan [verzoekster] meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd en op 31 juli 2023 van rechtswege zal eindigen. In verband met het einde van haar arbeidsovereenkomst heeft [verzoekster] in juli 2023 de eindafrekening van haar salaris ontvangen.
2.6.
Op 25 april 2024 beroept [verzoekster] zich bij monde van haar gemachtigde op het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en wordt [bedrijf] gesommeerd tot wedertewerkstelling van [verzoekster] , betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag en de wettelijke verhoging.
2.7.
[bedrijf] reageert op 12 juni 2024 en stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 augustus 2023 onherroepelijk is geëindigd.

3.Wat wil [verzoekster] ?

3.1.
[verzoekster] verzoekt, samengevat, een verklaring voor recht dat per 1 augustus 2022 sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd alsmede veroordeling van [bedrijf] tot wedertewerkstelling van [verzoekster] in haar functie, met nevenverzoeken.
3.2.
[bedrijf] voert verweer en verzoekt om afwijzing van de verzoeken met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen, wordt hierna, voor zover van belang ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekster] verzoekt, kort gezegd, nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2022. Aan haar verzoek ligt de stelling ten grondslag
dat de op 1 augustus 2022 tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft, die niet rechtsgeldig is beëindigd. [bedrijf] betwist op haar beurt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Volgens [bedrijf] is de tussen partijen op 1 augustus 2022 gesloten arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die van rechtswege, zonder dat daarvoor een opzegging is vereist, per 30 juli 2023 is geëindigd.
4.2.
De kern van het geschil is de vraag of thans nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en licht als volgt toe.
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is de regel
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de CAO voorschrijft dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd regel is met eenmaal de mogelijkheid om in bijzondere gevallen voor ten hoogste 12 maanden een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan. Dit staat in artikel 3.1 lid 2 van de CAO. De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de regel, tot de toepassing waarvan [bedrijf] zich op grond van de CAO heeft verbonden en in aanmerking genomen het goed werkgeverschap dat de arbeidsovereenkomst van partijen (mede) beheerst (artikel 7:611 BW), [bedrijf] slechts met succes een beroep op de uitzondering van de regel kan doen indien zij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst aan [verzoekster] duidelijk heeft gemaakt waarom van de regel wordt afgeweken.
4.4.
De arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2022 geeft geen antwoord op de vraag waarom bij het aangaan van die overeenkomst door [bedrijf] een uitzondering op de regel is gemaakt. Ook blijkt dit niet uit de documenten die door [verzoekster] voorafgaand aan deze procedure bij [bedrijf] zijn opgevraagd. Nu [bedrijf] daarover ook in deze procedure niets heeft gesteld, zij vindt immers dat zij de beslissing om [verzoekster] geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden niet hoeft te motiveren, staat vast dat [bedrijf] niet aan [verzoekster] duidelijk heeft gemaakt waarom van de regel wordt afgeweken.
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het feit dat [bedrijf] zonder toelichting een uitzondering op de regel heeft gemaakt door met [verzoekster] op 1 augustus 2022 opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan, niet betekent dat [bedrijf] geacht moet worden met [verzoekster] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
4.6.
Uit de CAO noch uit de wet vloeit voort dat schending van artikel 3.1 lid 2 van de CAO van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd doet ontstaan. De tekst van de CAO en de officiële toelichting daarop geven voor een dergelijke uitleg zoals door [verzoekster] bepleit geen enkel aanknopingspunt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bracht goed werkgeverschap enkel met zich dat [bedrijf] per 1 augustus 2022 aan [verzoekster] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had dienen aan te bieden.
einde arbeidsovereenkomst
4.7.
Vast staat dat [bedrijf] het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij brief van 15 juni 2023 heeft aangezegd tegen 1 augustus 2023. Voor zover relevant wijst [bedrijf] er terecht op dat dat de vervaltermijn waarbinnen de nietigheid moet worden ingeroepen reeds is verstreken. Het door [verzoekster] aangehaalde Constar-arrest [1] behoeft geen bespreking, omdat tussen partijen geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De vraag of de aanzegging van 15 juni 2023 als opzegging heeft te gelden, speelt hier dus niet.
4.8.
Dit betekent dat de arbeidsrelatie tussen partijen per 1 augustus 2023 is geëindigd. Vast staat ook dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen daarna niet is voortgezet, in welke zin dan ook. Hetgeen door partijen verder nog is aangevoerd, behoeft bij deze uitkomst geen bespreking meer omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
afwijzing verzoek
3.16.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, wijst de kantonrechter het verzoek af. Omdat [verzoekster] ongelijk krijgt, moet zij de kosten van deze procedure aan de zijde van [bedrijf] betalen. De kosten zijn:
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 pnt € 543,00)
- nakosten € 135,00 (vermeerderd met de betekeningskosten
_________ zoals in de beslissing vermeld)
Totaal € 1.221,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [bedrijf] vastgesteld op € 1.221,00, te voldoen uiterlijk veertien dagen na aanschrijving, en indien [verzoekster] niet tijdig aan deze veroordeling heeft voldaan en betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van de beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Nobel en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2025.