ECLI:NL:RBDHA:2025:11
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wedertewerkstelling en geschil over arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wedertewerkstelling van de verzoekster, die een arbeidsovereenkomst had met Stichting [bedrijfsnaam]. De verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.M. Eerkes, verzocht om een verklaring voor recht dat er per 1 augustus 2022 sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verwerende partij, Stichting [bedrijfsnaam], vertegenwoordigd door mr. H.J. Brouwer, betwistte dit en stelde dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023 van rechtswege was geëindigd.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2024 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de verwerende partij. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 zijn beide partijen verschenen. De kern van het geschil was of de arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betrof. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was en dat de verwerende partij niet had aangetoond dat er een uitzondering op de regel van de CAO was gemaakt.
De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023 was geëindigd en dat er geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. Het verzoek van de verzoekster werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de verwerende partij, die in totaal € 1.221,00 bedroegen.