ECLI:NL:RBDHA:2025:10983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL24.51869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake asielaanvraag

Op 23 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een asielaanvraag van eiser. Eiser had op 3 juli 2023 een asielaanvraag ingediend, welke op 17 juli 2024 werd afgewezen. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak van 11 oktober 2024 een nieuwe beslissing te nemen. Verweerder heeft deze termijn echter overschreden, wat heeft geleid tot het beroep van eiser. De rechtbank oordeelt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling niet nodig is wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt. De rechtbank constateert dat er geruime tijd is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en legt een dwangsom op van € 200 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51869

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 oktober 2024. [1] In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiser. Verweerder heeft zich hieraan niet gehouden. Eiser stelt daarom nu beroep in.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. [3] Uit deze jurisprudentie volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
2. Eiser heeft op 3 juli 2023 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 17 juli 2024 afgewezen. In beroep is verweerder opgedragen binnen acht weken na de dag van verzending van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Op 27 december 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag, omdat er nog geen nieuwe beslissing was.
3. De rechtbank stelt vast dat inmiddels er geruime tijd is verstreken en verweerder heeft nog steeds geen besluit bekend gemaakt aan eiser. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
3. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van thans € 200 aan eiser verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden met een maximum van € 15.000.
4. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op
grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder, aan eiser een dwangsom van € 200 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673.