ECLI:NL:RBDHA:2024:17042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit en problemen met Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische jongeman, heeft op 3 juli 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, na ernstige bedreigingen van de terroristische organisatie Al-Shabaab. Eiser stelt dat zijn vader en broer door Al-Shabaab zijn opgepakt en dat hij zelf ook bedreigd is. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig werden geacht in vergelijking met beschikbare informatie over Al-Shabaab.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, dat zijn persoonlijke omstandigheden en achtergrond niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet voldoende heeft onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over zijn problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn, vooral gezien zijn jonge leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28655

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2006. Op 3 juli 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat zijn vader en broer voor de Somalische overheid werkten. Eisers vader is door Al-Shabaab opgepakt en vastgehouden. Eisers broer is door Al-Shabaab meegenomen en vermoord. Vervolgens wilde Al-Shabaab dat eiser zich bij hen zou aansluiten. Eiser heeft dit geweigerd waarna zijn moeder is bedreigd, gevangen genomen en vervolgens weer vrijgelaten. Eiser heeft maandenlang ondergedoken gezeten totdat er twee mannen van Al-Shabaab bij het onderduikadres zijn verschenen. Eiser is vervolgens twee weken later uit Somalië vertrokken.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde gebeurtenissen met Al-Shabaab en de daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder echter niet geloofwaardig. Volgens verweerder komen eisers verklaringen niet overeen met de informatie over Al-Shabaab die bekend is uit openbare bronnen. Verder vindt verweerder de verklaringen over de werkwijze van Al-Shabaab niet samenhangend. De verklaringen over het gevangennemen van eisers broer door Al-Shabaab vindt verweerder summier. Verweerder heeft ook aan eiser tegengeworpen dat hij vaag heeft verklaard over zijn problemen met Al-Shabaab.
4. Eiser voert daartegen het volgende aan. Eiser heeft met zijn verklaringen wel degelijk onderbouwd waarom Al-Shabaab het op hem heeft gemunt. Al-Shabaab wilde niet dat eiser (ook) voor de overheid zou gaan werken, maar wilde dat hij zich bij Al-Shabaab zou aansluiten. Eisers verklaringen passen bovendien bij de door eiser uit de openbare bronnen aangehaalde informatie over Al-Shabaab, namelijk dat overheidsfunctionarissen één van de voornaamste doelwitten zijn van aanvallen door Al-Shabaab. Verder voert eiser aan dat het feit dat Al-Shabaab kinderen rekruteert algemeen bekend is en ook in dat opzicht past hetgeen eiser heeft verklaard bij wat algemeen bekend is over Somalië. Voorts meent eiser dat zijn verklaringen over de werkwijze van Al-Shabaab wel samenhangend zijn. Verweerder heeft niet inhoudelijk gereageerd op wat daarover in de zienswijze naar voren is gebracht. Eiser benadrukt dat zijn broer is vermoord door Al-Shabaab en dat zijn vader nog steeds wordt vastgehouden door Al-Shabaab. Uit de verklaringen van eiser blijkt ook dat zijn moeder nog steeds wordt bedreigd. Daarnaast is zij twee keer gevangengenomen door Al-Shabaab en is zij door hen gefolterd. Gelet hierop kan volgens eiser dan ook niet door verweerder worden gesteld dat Al-Shabaab zich vredelievend heeft opgesteld jegens zijn moeder en vader. Eiser meent dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat hij summier heeft verklaard over de gevangenneming van zijn broer en dat hij vaag heeft verklaard over zijn eiser persoonlijke problemen in zijn land van herkomst. Eiser benadrukt hierbij dat hij niet op de hoogte was van alle details over de gevangenneming van zijn broer, maar dat hij wel veel hierover heeft kunnen verklaren terwijl hij er zelf niet bij aanwezig is geweest. Ook benadrukt eiser dat hij ten tijde van deze gebeurtenissen nog maar veertien jaar oud was. Eiser heeft Somalië verlaten omdat Al-Shabaab naar hem op zoek was. Verder vindt eiser het niet redelijk dat verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken dat eiser moeite heeft gedaan om meer informatie te vergaren over de gebeurtenissen rondom de problemen van zijn broer. Eiser verwijst hierbij naar een e-mailbericht van zijn moeder van 17 juli 2024 waarin zij meer informatie geeft over de gebeurtenissen rondom de problemen van eisers broer.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit artikel 31, eerste lid, van de Vw volgt dat het op de weg van eiser ligt om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Uit het vierde lid, aanhef en onder c, van dit artikel, volgt verder dat verweerder in zijn beoordeling rekening moet houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eiser, waartoe factoren behoren als eisers achtergrond, geslacht en leeftijd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Het referentiekader van eiser wordt, noch in het voornemen, noch in het bestreden besluit nadrukkelijk benoemd en evenmin blijkt uit het bestreden besluit of en op welke manier rekening is gehouden met eisers referentiekader bij de weging van hetgeen eiser in de gehoren heeft verklaard. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zij bij de vraagstelling tijdens de gehoren en in het bestreden besluit rekening heeft gehouden met de leeftijd van eiser. Zo wordt eiser volgens verweerder niet sterk aangerekend dat hij niet tot in de detail heeft kunnen verklaren over de gebeurtenissen in Somalië. Volgens verweerder kan hieruit worden afgeleid dat de leeftijd van eiser wel degelijk is betrokken bij de besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit echter niet uit de tegenwerpingen van verweerder worden afgeleid. Zo heeft verweerder wél aan eiser tegengeworpen dat hij niet gedetailleerd heeft verklaard over de gevangenneming van zijn broer. Zoals eiser in zijn beroepsgronden heeft aangevoerd, was hij slechts veertien jaar oud ten tijde van de gevangenneming van zijn broer. Niet is gebleken dat verweerder hier kenbaar rekening mee heeft gehouden. Voorts blijkt uit de gehoren dat eiser niet precies kan plaatsen wanneer (belangrijke) gebeurtenissen uit het verleden hebben plaatsgevonden. Zo blijkt uit het aanmeldgehoor dat eiser niet meer weet wanneer hij naar school is geweest. [2] In het nader gehoor is verder te lezen dat eiser niet weet wanneer zijn vader is opgepakt en wanneer zijn broer is geboren en hoeveel leeftijdsverschil er tussen hen is. [3] Uit het bestreden besluit blijkt niet hoe verweerder deze omstandigheden heeft betrokken bij zijn beoordeling. Het besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
6. Het beroep is gegrond. Wat eiser verder heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikel 3:2 van de Awb. [4] Er is geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de weg van verweerder ligt om nogmaals een inhoudelijke beoordeling van eisers asielaanvraag te verrichten. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om binnen 8 weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
7. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 11 oktober 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Pagina 9, aanmeldgehoor AMV.
3.Pagina’s 8 en 9, nader gehoor.
4.Algemene wet bestuursrecht.